Op de dag na de drie wijzen van het oosten, de drie dwazen. Het is een zeldzaam gevoel, de kille woede die opkomt wanneer men gepromoveerde straatcriminelen een gewond neerliggende politieman ziet afmaken. Op de boulevard Richard-Lenoir, in Parijs. Waar Simenon commissaris Maigret liet wonen. En Wolinski, die ik leerde kennen dankzij het jeugdprogramma van de RTBF, Génération 80, (of was het toch via De Zwijger?), ja, die zal vermoedelijk wel moeten lachen bij de gedachte dat hij een martelaar geworden is.
Ze waren goed voorbereid, hoor ik. Toch vergisten ze zich van huisnummer, en een van hen verloor zijn schoen en liet zijn paspoort in de vluchtwagen achter.
“Als u een ongelovige Amerikaan of Europeaan kunt doden – vooral die slechte en vuile Fransen – of een Australiër of Canadees, of elke […] burger van landen die deelnemen aan een coalitie tegen Islamitische Staat, reken dan op Allah en dood hen op gelijk welke manier,” verkondigde Abou Mohamed-al Adnani, een woordvoerder van IS, in september 2014. (Ik citeer en vertaal uit La Libre Belgique van vandaag, p. 10). Elke burger van die landen, dat betekent dus ook elke burger van maghrebijnse afkomst, zoals we gisteren zagen.
Ik zoek troost bij de analyse van een zeventiende-eeuwse Parijzenaar, Blaise Pascal. Ik denk aan de grote Parijzenaars, overal in de stad begraven, en wat zij van de toestand zouden vinden. Pierre Daniel Huet. Madame de Sévigné. (Door mijn recente bezoek aan de Marais, niet ver van de plaats van de aanslag, is mijn liefde voor de zeventiende eeuw heropgefrist.) Pascal was iemand die rationeel over godsdiensten nadacht, op een wijze die wij niet meer aandurven. Radicaler nog dan Charlie-Hebdo, misschien. “Mahomet, en défendant de lire; les apôtres, en ordonnant de lire.” Me dunkt, dat moeten we blijven doen.