Wrokkige prulpoëet

eekhoud2

“Toen de ondraaglijk lijdende zieke de naam van de bespottelijke, wrokkige prulpoëet hoorde, vergat hij zijn brandende pijn en barstte in een onbedaarlijke schaterlach uit.” Kijk, zo blijken zelfs wrokkige prulpoëten hun palliatieve nut te hebben. Ik vind dit een mooie zin uit “Het hart van Tony Wandel”, het geestige sciencefictionverhaal van Georges Eekhoud (1854-1927). Het hart van de rechtschapen Tony Wandel belandt via transplantaties bij een hebberige bankier, een vijfderangs dichter en een wrede tsaar, en verandert hen in goede mensen. Katelyne De Vuyst vertaalde dit pareltje voor uitgeverij Voetnoot in 2013. Intussen schikte zij de kers op de taart, door Eekhouds schandaalroman Escal-Vigor voor het eerst in het Nederlands te vertalen. Ter voorbereiding van ons gesprek zaterdag grijp ik ook nog eens naar Eekhouds cultuurgeschiedenis van zijn geboortestad Antwerpen, Les libertins d’Anvers. “Antwerpen was altijd al de heidense stad van het Belgisch Kokanje.”

Escal-Vigor

 

Omslag_voorzijde_Escal_Vigor_LR

Het Letterenhuis en Uitgeverij IJzer nodigen u uit op de presentatie van Escal-Vigor door Georges Eekhoud in de vertaling van Katelijne De Vuyst.
Waar? In het Letterenhuis op zaterdag 29 maart om 15 uur
Programma:
Welkom: Leen Van Dijck
Willem Desmense, uitgever
Leen Huet in gesprek met de vertaalster
Fragment uit Escal-Vigor
Receptie

Letterenhuis
Minderbroederstraat 22, Antwerpen
Zaterdag 29 maart om 15.00 u

Wees welkom!
Aanmelden: letterenhuis@stad.antwerpen.be
Telefonisch: +32 3 222 93 20

Op 29 maart verschijnt eindelijk, 115 jaar na publicatie, een vertaling van Escal-Vigor van Georges Eekhoud. Dat het boek na zoveel jaren in het Nederlands in een vertaling van Katelijne De Vuyst verschijnt mag een daad van rechtvaardigheid genoemd worden.

Info: http://www.uitgeverij-ijzer.nl/
http://www.letterenhuis.be/Museum_Letterenhuis_NL/LetterenhuisNL/LetterenhuisNL-Activiteiten/LetterenhuisNL-Activiteiten-Evenementen-NL/2014/Escal-Vigor-van-Georges-Eekhoud.html

Na Napoleon

P. Guérin, Portret van F.-R. de Chateaubriand, privé-collectie.
P. Guérin, Portret van F.-R. de Chateaubriand, privé-collectie.

Ik dank Chateaubriand. Niet alleen geloof ik intussen dat de Franse taal is ontstaan opdat hij er zich in zou kunnen uitdrukken. Ook laat de pracht van zijn stijl me toe om uitzonderlijk nog eens de weelde van de melancholie te ervaren. (Te durven ervaren.)
“Nu ik me uitspreek over onze geringe waarde, onderzoek ik mijn geweten nauwgezet: ik stel me de vraag of ik mij niet uit berekening deelgenoot maakte aan de onbenulligheid van deze tijd, teneinde het recht te verwerven om anderen te veroordelen. Diep in mijn hart was ik er immers van overtuigd dat mijn naam leesbaar zou blijven tussen al deze doorhalingen. Neen: ik ben ervan overtuigd dat wij allen zullen verdwijnen; ten eerste omdat wij niet de kracht hebben om te leven; ten tweede omdat de eeuw waarin wij geboren worden of sterven niet de kracht heeft om ons te doen leven. Verminkte, uitgeputte, minachtende generaties zonder geloof, bestemd tot het niets dat zij vereren, die kunnen geen onsterfelijkheid verlenen; ze hebben niet de kracht om roem te geven. Wie zijn oor tegen tegen hun mond legt, hoort niets: het hart van de doden maakt geen geluid.”

F.-R. de Chateaubriand, Mémoires d’outre-tombe, deel 2, (Bibliothèque de la Pléiade, 61), Parijs, 1911, p. 4.

De vlucht van de havik

Op het boekenrekje met pockets nemen ze een ereplaats in: mijn drie boeken van T.H. White. Arthur, koning voor eens en altijd. Het boek Merlijn. En De vlucht van de havik. Ze zijn alledrie rijk aan onvergetelijke beschrijvingen van dieren (witborstganzen, snoeken, mieren, egels, eenhoorns, dassen), maar De vlucht van de havik spant voor vogelaars ongetwijfeld de kroon. Hier beschrijft White hoe hij leefde als een kluizenaar en met behulp van eeuwenoude handleidingen een havik probeerde af te richten voor de jacht. Hij noemt zijn havik Gos: “een wild, opgroeiend schepsel wiens vader en moeder hem in een adelaarsnest hadden gevoed met bloederig vlees dat nog trilde van leven, een vreemdeling, afkomstig van verre hellingen met zwarte dennen, waar een hoog verheven bundeltje stokjes en wat witte uitwerpselen met een paar botjes en veren, die aan de voet van een boom lagen, voor hem de voorvaderlijke erfenis waren geweest. Hij was geboren om te vliegen, zijwaarts hellend, vrij te midden van het gebladerte van het Teutoonse hoogland, om met zijn felle klauwen te doden en met die gekromde Perzische snavel te verscheuren, hij die nu met een soort heerszuchtige vroegrijpheid in de wasmand op en neer sprong, het ongeduld van een verwende, maar nobele erfgenaam van het Heilig Roomse Rijk.” Jeugdelixir.

T.H. White, De vlucht van de havik, vertaald door M. Schuchart, Utrecht-Antwerpen, 1980.

Wandeling

camelia

Een kleine wandeling in een andere wereld. Omgeven door spechten, eekhoorns, woelmuizen. De camelia ziet eruit alsof ze ontworpen werd door een wiskundige. De ribes is zijn eenvoudige zelf. Quidditas, noemde een middeleeuwse filosoof dat, geloof ik.

ribes

Toneel in open lucht

Toneelopvoering op de Merckt in Oud Antwerpen
Toneelopvoering op de Merckt in Oud Antwerpen

‘Wij waren reeds half April, en iets wat schier zonder voorgaande was in eene tentoonstelling, “Oud Antwerpen” was zoo goed als klaar, en alles deed voorzien dat er op 5 Mei, dag der officiëele opening, geen nagel meer zou moeten geslagen worden. Veranneman, de schilder, werkte met een heel leger schildersgasten van als de dag in de lucht kwam, tot ’s avonds de zon weer onderging, om al die versch opgetimmerde puntgeveltjes, zoo wat een voorkomen te geven, alsof zij daar al een paar honderd jaar in regen en wind hadden gestaan. (…) En allengs zag men hier en daar een vreemd, wonderbaar oud huizeken, met zijne kleine vensterkens, als droomend voor zich kijken, dat zoo permentelijk op een echt middeleeuwsch gebouw geleek dat het voor een vreemdeling een heele kunst zou zijn, vooral voor een Engelschman, om daar uit wijs te worden.
Intusschen was ook ons tooneel voltooid, en al vloekte het een beetje met zijne drie vergulde portieken tusschen die in rooden simili-baksteen opgetrokken huizekens, met hunne prettige puntgeveltjes. Het zag er toch geschikt uit, erg geschikt voor het werk.’
Aldus Gustave De Lattin, verantwoordelijke voor het theater van Oud Antwerpen, die de Consciencebibliotheek doorploegde op zoek naar bruikbare oude toneelstukken, slechts Playerwater en Nu Noch vond, en ten slotte zelf wat simili-oude kluchten schreef.

Het portiek achter het toneel was gebaseerd op een ontwerp dat Pieter Coecke in 1549 maakte voor de Blijde Intrede van Filips II. Links de gevel van het huis Drie Koningen, later heropgebouwd in de Lange Gasthuisstraat.

G. De Lattin, Herinneringen aan het toneel in open lucht. Oud Antwerpen (tentoonstelling 1894), Antwerpen, 1903.

Oud Antwerpen

Frans Van Kuyck, het uithangbord van huis De Zonnebloem in Oud Antwerpen
Frans Van Kuyck, het uithangbord van huis De Zonnebloem in Oud Antwerpen

Zijn er nog Wereldtentoonstellingen? Ik weet het niet. Ik hoor mijn ouders vertellen over de Expo in Brussel in 1958 en nu lees ik over Antwerpen 1894 – toen de Antwerpse burgers het idee opvatten om een ideaal zestiende-eeuws Antwerpen te tonen aan de internationale bezoekers. Disneyland en Bokrijk avant la lettre, maar o, wat zou ik er graag hebben rondgelopen, in dat decor van mijn geliefde schilders Quinten Metsys, Mayken Coecke, Pieter Bruegel en Jacob De Backer. En dan nog het liefst in flatterend historisch kostuum. Oud Antwerpen bleef bewaard in foto’s, teksten en aquarellen. Sommige gebouwen overleven in het Buitenland in Bornem en Mevrouw Mayer Van den Bergh liet de gevel van het huis dat ze huurde in Oud-Antwerpen opnieuw bouwen voor het museum dat ze later schonk aan de stad. Huize De Drie Koningen in de Lange Gasthuisstraat.

M. Rooses, F. Van Kuyck, De wijk Oud Antwerpen in de Wereldtentoonstelling van 1894, Antwerpen, 1896.

Zie ook: Retroscoop

Bellone in Europa

Plan van de Stad Dantzich en der zelver Buitenwerken met de Beleegering der Russen in den Jaare 1734
Plan van de Stad Dantzich en der zelver Buitenwerken met de Beleegering der Russen in den Jaare 1734

De Vreede die den voorspoed baart,
Had lang de Europeaan bejegend,
Zyn landen voor den Kryg bewaard,
Zyn vleit met overvloed gezegend;
Als vrouw Belloon, met bloed bevlekt,
Haar streng beval van daar te wyken;
Wyl ze in Euroop het oorlog wekt,
Ontrustende de Koningkryken;
De Vreede, weerloos, houdt geen stand …

Een mooi oud boek ten geschenke krijgen is heerlijk. Ik voel het stevige papier onder mijn vingertoppen, ik vouw voorzichtig de geplooide illustraties en kaarten open, ik leer dat er in 1733 oorlog heerste in Europa en dat de Amsterdamse Kaart- en Boekverkoopers Reinier en Josua Ottens, voor aan op den Nieuwendyk, regelmatig katernen uitbrachten om nieuwsgierige lezers van het verloop der krijgsverrichtingen op de hoogte te houden. Non-fictie van hoog niveau. Er staan me weer mooie uren te wachten.

Bellone in Europa: vervattende een zaakelyke beschryvinge van den tegenwoordige oorlog. Met aanwyzinge der Vorsten, Volken, Landen en Steden; verçiert met Poëtische denkbeelden in Vaerzen en Prentverbeeldingen, te Amsterdam, By Reinier en Josua Ottens, in de Wereld-kaart, 1734. (Klik op de afbeelding voor een groter formaat.)