Hedendaags

Misschien is het de grijze hemel van de laatste week die het verlangen opwekt naar gele jurken? De zachtgele japon van Rosine, vereeuwigd door haar echtgenoot, of dit meer criante hedendaagse rococo-exemplaar, decadent vergezeld van gouden nagellak – men is marquise of men is het niet. Wel een mooie kleurtheoretische toets, het kleine paarse lint tussen de gepoederde lokken. (Een gele jurk speelt, als ik me goed herinner, ook een rol in dat wrede boek, La Princesse de Clèves. En in Madame Bovary.)

 

Slimme schilder

Klassieke voorstelling van de Zondvloed, Michelangelo

Carel van Mander vertelt deze anekdote over de Mechelse schilder Gregorius Beerings (1525/26-1573), van wie geen werken bewaard lijken te zijn: “Toen hij in Rome was en zijn geld opgemaakt had, schilderde hij om snel aan geld te komen op linnen een Zondvloed met niets dan een regenlucht en water met de ark, zonder dat men één enkel mensch zag. Toen men hem vroeg wat dit doek voorstelde en hij antwoordde: ‘De Zondvloed’, volgde de vraag: ‘Waar zijn dan de menschen?’ Hij zei dat ze allemaal verdronken waren en men de lijken zou zien als het water weggezakt was; de overlevenden waren in de ark. Bijna iedereen wilde nu zo’n zondvloed hebben. En daar zulke stukken gauw klaar waren, kwam hij weer goed in zijn geld te zitten.”

(Zie ook Frivolous Fragments)

Klaprozen, korenbloemen

Juli in de Très Riches Heures du Duc de Berry

Zo te zien ook geen stralend weer, op de voorstelling van juli in de Très Riches Heures, maar toch nog een diepblauwe hemel, een mooi driehoekig kasteel uit de rijke immobiliëncataloog van de hertog van Berry (met een interessante houten voetbrug), knotwilgen en riet, en landlieden die “koren pikken” en schapen scheren.

Ik gebruik de uitdrukking “koren pikken” omdat ik ze van mijn vader hoorde. In het dorp waar ik opgroeide, wordt er in juli nog steeds koren gepikt of geoogst om te gebruiken als dakbedekking voor de kerststal in december. Waar die akkers met koren zich echter bevinden, weet ik niet, noch of men aan de randen ervan korenbloemen kan aantreffen. Het is werkelijk jaren geleden dat ik korenbloemen in het wild zag. De Beierse bermen pronkten vorige week nog met prachtige lichtblauwe bloemen, die enigzins aan korenbloemen deden denken. Dat waren chicoreibloemen, leerde een vriend me;  hij had ze sinds zijn kindertijd ook niet meer in België gezien.

Op stap met een verrader

Een van Anthony Blunts standaardwerken

“Ik bleef kalm tegenover de troep jakhalzen van de pers vandaag. Zijn er mannen door uw toedoen gestorven? Jawel schatje, volkomen weggezwijmeld. Maar nee, nee, ik was uitmuntend, al zeg ik het dan zelf. Koel, droog, evenwichtig, volmaakt stoïcijns: Coriolanus tegen de generaal. Ik ben een groot acteur, dat is het geheim van mijn succes (Moet niet elkeen die de massa wil bewegen een acteur zijn die zichzelf vertolkt? – Nietzsche). Ik kleedde me perfect voor mijn rol: oud maar goed pied-de-poule colbert, hemd van Jermyn Street en das van Charvet – rood, alleen om ondeugend te zijn – , corduroy broek,  sokken met de kleur en textuur van havermoutpap, dat paar versleten bordeelsluipers dat ik in geen dertig jaar heb gedragen. […] Ik meen dat het een goede strategische zet van me was om de lieden van de pers in mijn fraaie woonst te ontvangen. Ze drumden bijna schaapachtig naar binnen, elkaars notaboekjes verdringend en de camera’s ter bescherming boven hun hoofd houdend. Nogal ontroerend, eigenlijk: zo gretig, zo onhandig. Ik voelde me alsof ik terug in het Instituut stond, klaar om een lezing te geven.  Sluit u de gordijnen alstublieft Miss Twinset? En Twijg, zet het apparaat maar aan. Dia 1: De Judaskus.”

Tijdens de trip naar Beieren reisde het standaardwerk van Anthony Blunt, Baroque and Rococo, mee op de achterbank, voor consultatie aangaande Johann Dientzenhofer met zijn ‘windscheve bogen’ en Balthasar Neumann met zijn overlappende ovalen. Blunt schreef een monografie over zijn favoriete zeventiende-eeuwse kunstenaar, Nicolas Poussin, en hij leverde ook verplichte lectuur voor onze opleiding, het handige overzichtje Artistic Theory in Italy 1450-1600. Hij leek een van die onovertroffen, dorre Britse kunsthistorici met grootscheepse carrières (conservator van de collectie van de koningin, onder andere), tot onze prof terloops vermeldde dat hij ontmaskerd was als spion voor de Russen in de jaren tachtig. Zo vingen we voor het eerst iets bijzonders op over dat enorme schandaal van de Britse inlichtingendiensten, The Cambridge Five. Vijf jongemannen uit de hogere kringen, allen aan de universiteit gerecruteerd voor de KGB in de jaren 1930. Philby, Burgess, MacLean, X – en Blunt. Ter compensatie nam ik de schitterende roman van John Banville met me mee, The Untouchable, gebaseerd op Blunts wedervaren. De auteur slaagt er beklemmend goed in om de emotionele kilte van Blunt in je botten te doen doordringen – ‘spion’ kan spannend klinken, maar door zijn verraad zijn er mensen gestorven. Een man met een schilderij van Poussin op de plaats waar een hart hoort te zitten?

John Banville, The Untouchable, Picador, 1998, p. 7-8. (vertaald door LH)

Asterix en Arnegundis

Ring van koningin Arnegundis met haar naam, Saint-Denis

Op reis ontdekte ik dat er nog steeds een Frankenland bestaat. Thuis ben ik even de ladder opgeklommen naar de hoogste schappen in de boekenkast en heb ik mijn enige boek over de Franken opgevist. Clovis, Clotilde, Childerik en zo. Edward James schrijft in zijn inleiding: “Nu is het zo dat de historici de Latijnse vorm Franci na de achtste eeuw over het algemeen met ‘Fransen’  gaan vertalen. De Franken werden dus de Fransen. Ook werden zij de bewoners van de Duitse provincie Frankenland. Vanuit taalkundig oogpunt zijn hun meest directe afstammelingen de Nederlanders en de Vlamingen.” Kijk eens aan! Als ik dat maar eens had kunnen vertellen, aan die Franken in Beieren.

Dat de Franken in het gewone taalgebruik de Fransen zijn geworden, heeft ook allerlei gevolgen. Lange tijd geloofden Franse aristocraten bijvoorbeeld dat zij rechtstreeks afstamden van de Franken, terwijl het gewone volk afstamde van de Galliërs: in die optiek werd de Franse Revolutie dan “de eindzege van de Galliërs op de Franken.” Na de Frans-Duitse oorlog in 1871 was het helemaal politiek incorrect om van Germanen af te stammen en deden nos ancêtres les gaulois hun intrede in de Franse geschiedschrijving. “Heroïsche beelden van Vercingetorix, compleet met grote knevel, werden in dorpen over geheel Frankrijk neergezet – nooit een standbeeld voor Clovis. Deze Keltische versie van het Franse nationalisme heeft onlangs haar ideale parodiëring gevonden in Asterix en Obelix, ontsproten aan het genie van Goscinny en Uderzo.”

Edward James, De Franken, vertaald door P. Nijhoff, Baarn, 1990, p. 11; 13; 255.

Rococo op zondag

Parochiekerkje Volkach

De Franken van over de Rijn, gedeeltelijk onze voorouders, en de rococo – ik zou het verband zelf niet hebben gelegd, maar kijk, men wandelt in dat Frankenland het eerste het beste parochiekerkje in en treft dit aan.

De smaak van heimwee

Blaue Zipfel uit Frankenland

Ter herinnering aan een bordje Blaue Zipfel (in wijn en azijn gekookte worst met fijne groenten) genoten in Sommerach, bij een glas prima Frankische huiswijn, enkele citaten uit het ondergewaardeerde kookboek van kok/kunsthistoricus Dirk Lambrechts.

“Het was middag toen we het Bürgerspital zum Heiligen Geist in Würzburg binnengingen. Een enorm groot historisch gebouw met een achttal gelagkamers waarvan de Bürgerzimmer de grootste is. Het Bürgerspital bezit eigen gerenommeerde wijngaarden en is de beste plek om een overzicht te krijgen van de Frankenwijnen die volgens velen de beste zijn van Duitsland. Eigenlijk was het een hospice. Men zegt dat de armen nu nog recht hebben op één glas wijn per dag. Merkwaardig dat ik er geen horden ongelukkige stumpers aantrof. Zou dit dan toch weer een mythe zijn? De keuze van wijnen is overweldigend. Het is beter in het begin geen bocksbeutel te bestellen – de typisch platbuikige ronde, groene fles die alleen voor Frankenwijn gebruikt mag worden. Je proeft per glas en begint zoals in het bijbelse Kanaän met de eenvoudigste wijnen om te eindigen met een Steinwijn, bijvoorbeeld een Jesuitenstein.”

“Het was moeilijk om Duitse gerechten in mijn restaurant aan de man te brengen. Altijd was er een vooringenomenheid die op niets was gebaseerd. Ooit stonden er Königsberger Klopse op de kaart: gehaktballen in een lichtzure saus met kappertjes en ansjovis. Niemand bestelde ze. De week daarop prees ik ze aan als albondigas uit Galicië. Twee weken lang hebben we gehaktballen gerold, want iedereen wilde die befaamde Galicische specialiteit proeven. Met veel andere gerechten had je hetzelfde kunnen bereiken. Je gaf het kind een andere naam en plots werd het een topper op de kaart. Zo eenvoudig is het in te spelen op een soort snobisme dat bijna altijd gebaseerd is op onwetendheid. Onwetendheid die waardevolle culinaire tradities met een hautain misprijzen van de landkaart veegt.”

Dirk Lambrechts, De smaak van heimwee. Herinneringen aan de Europese volkskeuken, Amsterdam, 2003, p. 152-153; 157.

Grondgebied

Otto Vaenius, Portret van Alexander Farnese

Op de nationale feestdag lijkt het me niet slecht om eens het portret te bekijken van de architect van het Belgische grondgebied, Alexander Farnese, kleinzoon van keizer Karel in de bastaardlijn. Otto Vaenius beeldde hem hier af met de keten van het Gulden Vlies, die hij ontving voor zijn geslaagde belegering van Antwerpen (met de legendarische scheepsbrug over de Schelde) in 1584-1585. Aan deze man is het dus te danken dat Antwerpen geen calvinistisch bolwerk werd, wat ik apprecieer. Hij heeft de plezierige postume eigenschap dat zijn biografen doorgaans verliefd op hem worden, een amusante bonus voor de lezer.