“Doch waar is het, dat Rob Delsing den Don Juan van Dordrecht was. Er woonden nog slechts weinig meisjes in deze stad, die niet een portret van hem in een la hadden liggen en die niet openlijk verkondigden, dat Rob Delsing een onuitstaanbare jongen was, hetgeen door alle tijden een zeker teken van liefde geweest is.
Want wonderbaarlijk is de vrouw en men kan dit grootste geheim, dat God geschapen heeft, niet beter doorgronden dan door al hare uitingen in tegenovergestelden zin uit te leggen.
Een tweede manier om erachter te komen was, Rob Delsing te raadplegen. Hij stond bekend als een gevestigd vrouwenkenner (wat geen wonder mag heten) en een jongen, die de eerste schreden op het glibberige pad der liefde zette, kon geen veiliger hand grijpen dan die van Delsing.
Hij stond er echter op, dat men hem zijn hart volledig uitstortte en placht dan aandachtig te luisteren, de handen in zijn Zwitserse broekzakken, het hoofd peinzend gebogen en met zijn voet figuren makend in het zand.
‘Goed,’ sprak hij dan ten slotte, ‘is dat alles?’
‘Jawel, Rob.’
Dan bleef hij wat fluiten tussen zijn tanden en stelde nog enkele vragen, aldus:
‘Wanneer zag je haar voor het eerst?’
‘Eergisteren, Rob, om kwart over acht.’
‘Was ze alleen?
‘Neen, ze was met een vriendin.’
‘Zo. En toen je den hoed afnam, wat deed ze toen?’
‘Ze lachte.’
‘Zo. Een kort lachje, wed ik, wat spottend?’
‘Ja, precies.’
‘Het is een brunette?’
‘Nee, Rob, ze is blond en haar ogen zijn blauw, grote blauwe ogen.’
‘Wat zeg je? Blond? En je weet toch zeker van dat lachje?’
‘Ja, heel zeker.’
‘Kijk. Gecompliceerd type. Je hebt natuurlijk gekeken in welke deur ze verdween?’
‘Ja. Van Wiegen stond er op.’
‘Ach! Annetje Van Wiegen! Zo. Ach, kijk Annetje, ja. Ja. Die kleine heks. Hm. Dat is niet zo makkelijk; scherp snaveltje. Ik zou zeggen: geen verdere avances. Breekbaar.’
‘Dus wat moet ik nu doen, Rob?'”
Sinds mijn kinderjaren bewonder ik Rob Delsing, hetgeen door alle tijden een zeker teken van affectie is geweest. Wanneer vrienden verdwaald zijn in het duistere woud, zou ik willen dat ik even doeltreffend advies klaar kon hebben als Rob Delsing. Helaas, het zit er niet in.
Godfried Bomans, Pieter Bas, tweeëntwintigste druk (Prisma-Boeken, 39), 1971, p. 90-91.