Aankomst

De doos arriveerde vanmorgen.

Oud Papier begint met een liefdesverklaring aan het jachthuisje van mijn grootvader. En ook vandaag zit ik over hem te schrijven, een hoofdstuk in het nieuwe boek over Martial Van Schelle.

Het ontbijt van Saint-Fiacre

“Nu, terwijl Maigret zich aankleedde, hoorde hij Marie Tatin heen en weer lopen in de gelagzaal van de herberg, de kachel oppoken, met borden rinkelen, de koffiemolen draaien. […]

De commissaris ging naar beneden. De zaal werd verlicht met petroleumlampen. Zijn tafel stond gedekt in een hoek. Dik grijs brood. De geur van koffie met cichorei, van gloeiendhete melk.”

L’affaire Saint-Fiacre is het avontuur van commissaris Maigret dat ik maar niet kan vergeten. Een soort anti-Proust. De adel is kapot en de taal bestaat alleen nog maar uit korte zinnetjes. Of delen van zinnetjes. Maar de beschrijving van het ontbijt in het hotelletje van Marie Tatin maakt me blij. Weg met die thee! Sterke koffie, kokende melk. Die geur. Die volle, stevige smaak, dat gevoel verwend te zijn, door de warme melk.

Ik draai de radio uit en lees voort. Hoe heerlijk is het om de wereld van journalisten te verlaten voor de wereld van schrijvers.

Wandeling

Iets mag toch de dag markeren waarop ik voor het eerst weer even met mijn moeder kon gaan wandelen, en met haar op een bankje in de zon kon zitten. Laat het dan deze eerste paasbloem van de tuin maar zijn. Hamamelis en narcis die samen bloeien, ik had het hier nog niet eerder gezien.

Licht

Zonlicht in bloemkelken, mijn lievelingsaanblik. De thermometer op het terras wees 21 graden Celsius aan vanmiddag, We snoeien, we harken, we bouwen takkenwallen, we proberen de bedroefden een weinig op te beuren (harde grappen helpen soms).

Hazelaar

Toen ik het eerste canonboek van de Koninklijke Academie las, nu vijf jaar geleden, werd ik getroffen door deze strofe van Hadewych:

Als hem die tijt vernuwen sal,
Nochtan es berch ende dal
Wel doncker ende ontsiene overal;
Doch gheet die hasel bloyen.
Al hevet die minnare ongheval,
Hi sal in allen groyen.

Hetgeen, volgens de werkvertaling van A. Lint op hadewych.net als volgt te lezen is:

Nu het jaargetij zich vernieuwt,
zijn berg en dal evenwel
erg donker en lelijk overal.
Toch gaat de hazelaar bloeien.
Al heeft de minnaar tegenspoed,
hij zal door alles heen groeien.

‘Toch gaat de hazelaar bloeien’. Te vroeg misschien, in de barste omstandigheden. Het heeft te maken met die omertà del bene, de zwijgplicht van het goede, waaraan de hoofse mens zich het beste kan houden. Ik houd ook van het vers ‘als de tijd zich vernieuwen zal’. Het klinkt beloftevoller nog dan ‘in de lente’.

Gouden appels

Omslagtekening: AMVK

Weldra ligt dit kleine boekje in uw boekhandel.

Ik schreef een verhaal over Peter Paul Rubens. Hij wil hertrouwen. Maar met wie? Drie vrouwen beschouwen de beroemde meester en denken er het hunne van.

Blij ben ik omdat ook AMVK de meester in ogenschouw nam. Ze werd gefascineerd door Rubens’ schilderijen voor Marie de’ Médici in het Louvre en nam haar schetsboek mee. Een van haar tekeningen werd het omslag.

Khnopff

Deze morgen wandelde ik door een landschap dat ingekleurd leek te zijn door Fernand Khnopff. In werkelijkheid zat er ook een zweem van ijzig roze in de lucht, niet opgevangen door mijn cameraatje. De kauwen cirkelen om het voederhuisje dat normaal gezien alleen bezocht wordt door pimpel- en koolmezen, heggemussen en roodborstjes, heel soms ook door een merel. Wat eten ze haastig en onrustig.

Hiroshige

Hiroshige, Library of Congress

Hiroshige maakte deze prent omstreeks de tijd dat België ontstond. Camelia en mussen in de sneeuw. Vergelijk ik het met de foto’s die ik in de sneeuwtuin maakte, dan wordt het verschil tussen de hand van de kunstenaar en die van de leek snel duidelijk. Nog afgezien van het verschil in medium. Hoe die mussen in de vlucht vastgelegd zijn! Zonder zoomlens. De onderste heeft zelfs een grappige uitdrukking. Geen vlok valt verkeerd en de zegels dragen bij tot de schoonheid.