Zwart en wit

J. Wierix, Portret van Volxcken Dierix, prentenhandelaarster, 1579, Koninklijke Bibliotheek van België, Prentenkabinet. (detail)
J. Wierix, Portret van Volxcken Dierix, prentenhandelaarster, 1579, Koninklijke Bibliotheek van België, Prentenkabinet. (detail)

Van alle kunstvormen is grafiek het gemakkelijkst weer te geven in foto’s. Dat klinkt aannemelijk, nietwaar?
Onlangs ontdekte ik op de tentoonstelling over prentenhandelaar Hiëronymus Cock in Leuven dat de zaken anders in elkaar zitten. Jazeker, grafiek bestaat uit zwart en wit en lijnen; en nee, foto’s doen daar geen recht aan. De prenten aan de muur sloegen me met verstomming door hun kwaliteit, hun vernuft, hun levendigheid. Hun wetenschappelijkheid, ook, want de wereld werd ontdekt en getoond, van het reliëf op laatantieke bekers in heerlijk detail tot de ritmische en doeltreffende structuur van de Thermen van Diocletianus in Rome. En een prent niet groter dan een herenzakdoek toonde me de goden van de Olympus, schijnbaar recht boven mijn hoofd op duizelingwekkende hoogte.
Mocht er in 1558 een vrouw in Antwerpen hebben geleefd wier karakter in grote lijnen overeenkomt met het mijne, dan stel ik me voor hoe ze haast elke week haar mantel omsloeg en naar prentenhandel In de Vier Winden wandelde om te kijken of er nieuwe prenten waren aangekomen, mooie prenten uit het elegante Italië of grappige en navrante prenten van die Pieter Bruegel. En om er een praatje te slaan met Volcxken Dierix, net als haar man Hiëronymus een kenner en gewiekste zaakvoerder.

Het woud van spreekwoorden

Als die pere rijp is, so valtse geerne inden drec.
Beter is een diet heeft ghesien / dan van hooren seggen tien.
Boomen wter aerden lieghen.
Beteren als jonghe wolven.
Die catte is geerne daermense strijct.
Die hem selve ketelt die mach lachen als hij wilt.
Hij is so willecom als den eersten dach in den vasten.
Smits kinderen sijn der voncken gewoon.

Gisteren vatte ik sympathie op voor de minderbroeder Tacitus Nicolaus Zegerus (Claes Zegers, +1559), die rondliep in Brussel, Antwerpen, Amsterdam en Leuven, genoot van pittige zegswijzen die hij links en rechts hoorde en daar in zijn vrije uren een boekje van maakte. Proverbia teutonica. Het rolde in Antwerpen zesmaal van de persen tussen 1551 en 1571, een verdiend succes.

Ik vond zelfs een spreekwoord dat helemaal bij mijn aanslepende sinusitis paste. Die te seer snut die bloet die neuse. En zo zit men dan breed glimlachend in de bibliotheek.

Koken als herenboer

Drink dit erbij. (Illustratie van John den Besten in de Nederlandse Artusi)
Drink dit erbij. (Illustratie van John den Besten in de Nederlandse Artusi)

Wat is dat oude kookboek van Pellegrino Artusi toch mooi geschreven en, in de Nederlandse vertaling, heerlijk geïllustreerd. Mijn oog viel op dit recept. Niet dat ik het daar ter plaatse ooit heb zien bereiden.

Dolce uit Firenze
Aangezien ik het gerecht in deze schitterende oude stad heb ontdekt en niemand de moeite had genomen het een naam te geven, heb ik de stoute schoenen aangetrokken en het Dolce Firenze genoemd. En als het vanwege zijn bescheiden aard niet genoeg eer doet aan deze illustere stad, dan kan het zich verontschuldigen met de woorden: ‘Verwelkom mij als huiselijk gerecht dat voor weinig geld uw tong zal strelen.’
Snijd het brood in dunne plakken, rooster ze heel even, besmeer ze nog warm aan beide kanten met boter en leg ze in een schaal die mooi genoeg is om het gerecht erin op te dienen. Bestrooi het brood met rozijnen en de geraspte citroenschil. Klop de eieren en de suiker in een kom schuimig, voeg de melk erbij en giet dit mengsel over de ingrediënten in de schaal. Zet de schaal op een treeft in de open haard met een zacht vuur eronder, leg het deksel van een veldoventje erop met vuur erbovenop en dien het gerecht warm op. Voor vijf personen moeten de hoeveelheden voldoende zijn. (100 g suiker, 60 g zeer fijn brood, 40 g sultanarozijnen, 3 eieren, boter, naar behoefte, 1/2 l melk, geraspte schil van 1 citroen)

Nog even een open haard, een treeft en het deksel van een veldoventje bij elkaar scharrelen.

Pellegrino Artusi, De wetenschap in de keuken en de kunst om goed te eten, vertaald door P. De Voogd en M. Geuzebroek, geïllustreerd door J. Den Besten, Bussum, 4de druk, 2001, p. 383.

Thriller

Sint-Joris, Sint-Joriskerk, Antwerpen
Sint-Joris, Sint-Joriskerk, Antwerpen

Met behulp van een queeste kun je ervoor zorgen dat lezers de bladzijden blijven omslaan, omdat ze willen weten hoe alles in elkaar zit. Mijn ervaring is echter dat pageturners altijd weer uitlopen op een anticlimax. Was het dat maar? En wanneer je een queeste opbouwt rond Vlad Dracula, dan zit je met het probleem dat Vlad Dracula in de laatste hoofdstukken van je boek tevoorschijn moet komen, in onlevenden lijve, in 1954. Moeilijk om daar iets overtuigends van te maken. Of misschien zit ik met het eeuwige schrijversprobleem, de gedachte: ik zou die figuur anders hebben aangepakt. Natuurlijk, het is grappig dat schrijfster Elizabeth Kostova een bibliofiel van hem maakt, en daarnaast het verrassende nevenpersonage the evil librarian introduceert.

In elk geval heb ik het boek net op tijd uit. De legendarische Sint-Joris speelt een grote rol in Dracula’s leven. Morgen is de feestdag van Sint-Joris. En een heilige die een prinses redt van een draak, die heeft wel iets.

E. Kostova, The Historian, New York-Boston, 2005.

Keizerskroon

Keizerskroon (fritillaria imperialis)
Keizerskroon (fritillaria imperialis)

In mijn ouders Kempense tuin bloeit eindelijk de keizerskroon. Plantaardig erfgoed, in de zestiende eeuw door bemiddeling van botanici als Charles de l’Ecluse (Carolus Clusius) en diplomaten (Ogier van Busbeke),  vanuit Turkije naar onze streken gebracht via het keizerlijk hof in Wenen. Het moet lukken, dat ik net ook een onderhoudende thriller aan het lezen ben over de Val van Constantinopel, Vlad Dracula, Sultan Mehmet II en de verdere geschiedenis van Oost-Europa en Istanbul.

E. Kostova, The Historian. A Novel, New York-Boston, 2005. This proof was made from the author’s manuscript, set and bound for your reviewing convenience. Afkomstig uit de kringloopwinkel. Al de voorspelbare ingrediënten van een queeste, maar het doet goed om vast te stellen dat de schrijfster historisch ongeveer duizendmaal beter onderlegd is dan de heer Dan Brown.

De optimistische filosoof

Rafael, Aristoteles (detail van De school van Athene), Stanza della segnatura, Vaticaan
Rafael, Aristoteles (detail van De school van Athene), Stanza della segnatura, Vaticaan

“Een waarlijk goed en verstandig mens, zo menen wij, draagt alle wisselvalligheden van het lot zoals het behoort, en gebruikt de gegeven omstandigheden altijd om te doen wat het edelste is – net zoals een goed legeraanvoerder de troepen die onder zijn bevel staan op de meest strategische wijze gebruikt, of een schoenmaker de mooiste schoenen vervaardigt uit het leer waarover hij beschikt; en hetzelfde geldt voor alle andere deskundigen en vaklieden. Als dat zo is zal een gelukkig mens nooit diep ongelukkig worden.”

Men hoort zelden een best case scenario vermelden. Aristoteles deed het.

Aristoteles, Ethica, vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door C. Pannier en J. Verhaeghe, Historische Uitgeverij, Groningen, 1999, p. 43.

Libreria Seeber

Ter gelegenheid van mijn praatje over Aristoteles, vanavond op Klara, probeerde ik me de naam te herinneren van de prachtige Florentijnse boekhandel waar ik in november 1990 een pocketversie van de Etica Nicomachea kocht. Ik herlas mijn dagboek van dat gelukkige jaar en vond uiteindelijk dankzij het internet dat aloude adres terug. Verdwenen boekhandel onder barok beschilderde gewelven, lievelingsboekhandel van mijn lievelingsdichter Montale. Aan de Via Tornabuoni.seeber

Lof van

Aristoteles, Romeinse buste naar Grieks origineel, 2de eeuw, Museo nazionale romano, Rome
Aristoteles, Romeinse buste naar Grieks origineel, 2de eeuw, Museo nazionale romano, Rome

“Niemand toch zal van het lichaam beweren dat het gelukkig te prijzen is omdat het in een schitterend gewaad is gehuld, maar eerder omdat het gezond is en in een goede conditie verkeert, ook al mist het dat zojuist genoemde gewaad.
Zo moet je ook over de ziel denken: je kunt de ziel, en dat geldt ook voor de mens, pas gelukkig noemen, als zij een goede vorming heeft genoten; maar niet de mens die wel met uiterlijke praal is uitgedost maar zelf niets waard is. Ook een paard achten wij niet veel waard als het een gouden toom en kostbaar tuig draagt, maar zelf niet deugt; maar als het in goede conditie verkeert, dan slaan wij dat paard hoog aan.
Afgezien daarvan komt het voor dat wanneer mensen die niets betekenen gefortuneerd raken, zij meer waarde gaan hechten aan hun bezittingen dan aan geestelijke goederen, en iets schandelijkers dan dat bestaat niet.”

Ik neem een boek van een oude filosoof uit de kast, ik open het, en meteen worden weer de puntjes op de i’s gezet. Tweeduizend driehonderd vijftig jaar geleden schreef iemand deze woorden op in Athene. Filosofische begrippen, subtiele onderscheidingen en verbanden, radicale standpunten, een docent en toehoorders, het bestond allemaal al. Ik buig het hoofd omdat ik van schitterende gewaden houd en lees in de krant dat bezittingen het enige zijn wat telt, hoewel diezelfde krant even vrolijk beweert dat ik in een democratische meritocratie leef. Wat geen hedendaags medium me brengt, brengt het werk van Aristoteles vaak wel: rust en vertrouwen.  Zoals mijn lerares Latijn soms zegt: “Je kunt je afvragen of het denken sinds de Griekse filosofie veel vooruitgang heeft geboekt.”

Maar laten we ook voetnoot 1 overwegen: “Aristoteles lijkt het Platoonse thema van de koning-filosoof te combineren met een discreet verzoek om materiële steun …” – hij droeg zijn Lof van de wijsbegeerte netwerkend op aan de rijke koning van Cyprus.

Aristoteles, Lof van de wijsbegeerte, vertaald door C. Verhoeven, Historische Uitgeverij, Groningen, 1998, p. 14-15.

Oorlog

Gevechtsscène, Iliasmanuscript 5de eeuw, Milaan, Biblioteca Ambrosiana
Gevechtsscène, Iliasmanuscript 5de eeuw, Milaan, Biblioteca Ambrosiana

De snelheid van de geest lijkt me soms bovennatuurlijk, vergeleken met de weerstand van de materie. Plezierig dan om vast te stellen dat Homeros daarover ook wel eens nadacht.

Zo snel als de gedachte sprongen maakt
bij iemand die veel landen heeft bereisd
en in zijn scherpe geest bedenkt: was ik
maar hier, of daar, en talrijk zijn zijn wensen –
zo snel vloog Hera, eerbiedwaardige
godin, door heel het luchtruim in haar ijver.

En het is bijna ontroerend om Athena, de godin van de wijsheid, te horen zeggen:

Het is geen makkelijke opdracht afkomst
en kroost van alle mensen te beschermen.

Gezien het enthousiasme waarmee de meeste Griekse goden deelnamen aan de menselijke voortplanting, zijn deze woorden van onmacht des te treffender. Dit alles in zang vijftien van de Ilias. Zangen zestien en zeventien puilen uit van de gruwelijke gevechtsscènes.

hij gaf
hem met zijn zwaard met mooi bewerkt gevest
een nekslag. Heel zijn zwaard werd warm van bloed.
Het machtig noodlot legde op zijn ogen
de paarse dood.

Na de Ilias ligt er een boek over de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog klaar. Ik denk dat ze op het vlak van gevechtstaferelen en doodsbeklemming aan elkaar gewaagd zullen zijn.

Homeros, Ilias. Wrok in Troje, vertaald door P. Lateur, Amsterdam, 2010, p. 405, 408, 450.