Zomerbloemen

AVe-jurken!
AVe-jurken!

De pijnlijke gevolgen van de economische crisis grijpen om zich heen. Een ervan is dat mijn favoriete ontwerpster besloten heeft haar zaak te sluiten. Annick Vandecappelle ontwierp en naaide zelf jurken, tops, rokken en jassen, die ze te koop aanbood in haar winkel aan de Lombardenstraat in Antwerpen. Belgisch ontwerp, Belgische productie, Belgische exclusiviteit, en dat aan zeer redelijke prijzen. Haar eigen collectie vulde mevrouw Vandecappelle aan met uitstekend gekozen kledingstukken van kleinere Franse en Italiaanse merken, en met elk seizoen een keur aan prachtige, originele accessoires. Op dit ogenblik houdt zij uitverkoop, nog tot 3 augustus. Ik koester de jurken die ik bij haar kocht, de uitnodigingen die ik elk seizoen ontving, ja zelfs de mooie zwarte dozen en draagtassen waarin ze haar waren verpakte. We deelden een liefde voor stoffen met een verhaal, in de zomer voor bloemmotieven. Misschien had ik haar moeten vragen om een zomerjurk voor me te ontwerpen in roze toile de Jouy, die kans heb ik laten liggen. Ik zal haar winkel, haar smaak en haar creativiteit missen.

AVe, Lombardenstraat 18, Antwerpen

SuperBelg(e)

Op 19 oktober 1865 schreef mijn betovergrootvader, Leopold H., in ‘s Gravenbrakel aan zijn verloofde:
“Verleden zondag ben ik naar Brussel gegaan om de inhuldiging van de nieuwe koning Leopold II te zien, een schitterend en onvergetelijk feest. Nooit heeft Brussel binnen haar wallen een zo grote menigte gezien noch zoveel hoogwaardigheidsbekleders; de kranten zullen je reeds alle details hebben meegedeeld van dat grote bewegende schilderij, en van de algemene vreugde.”

Dankzij een uitnodiging van een filosofische blogger trad ik in mijn voorvaders voetsporen en reisde ik voor het eerst in mijn leven op de nationale feestdag naar Brussel. Een vriendelijke militair reikte me een papieren vlaggetje en ik zag een tank bij het paleis van Karel-Alexander van Lotharingen, de wuivende arm van de nieuwe koning tussen de pilaren van het huidige paleis, twee vrouwelijke cavaleristen in het geberenmutste militair escorte, dat bij wijze van verfrissende anticlimax meteen gevolgd werd door vrachtwagens van Bruxelles Propreté. Een vrolijke jongeman met een Belgische vlag als een cape om zijn schouders riep: “SuperBelge s’ envole” en dat was misschien wel de grappigste uitspraak van de dag. In het Egmontpark lazen we een citaat van Yourcenar, in steen gebeiteld; in de Sint-Michielskathedraal vonden we het portret van Ruusbroec en het graf van Rogier Van der Weyden/Rogelet de le Pasture.

De sfeer in de stad was gemoedelijk en ontspannen, en terwijl we ons een weg baanden door de menigte bemerkte ik hoe welvarend de Belgische bevolking eruitziet. Nee, de grondwettelijke monarchie stoort me niet als staatsvorm. Het is interessant om het begrip tijdgenoot geïncarneerd te zien in het dienende staatshoofd. En als Brabantse met belangstelling voor geschiedenis verheug ik me, waarom ook niet?, in de charmantste hertogin sinds vele eeuwen, Elisabeth van elf.

Idiote schilderingen

Rimbaud in Harar, Ethiopië, 1883
Rimbaud in Harar, Ethiopië, 1883

“Ik hield van idiote schilderingen, boven deuren, decors, doeken van foorkramers, uithangborden, volkse verluchtingen; ouderwetse literatuur, kerklatijn, erotische boeken met spelfouten, romans van onze voormoeders, sprookjes, kinderboekjes, oude opera’s, onnozele refreinen, naïeve ritmes.”
Ik had niet verwacht een beschouwing over schilderkunst aan te treffen in Une saison en enfer, toch vind ik er een. Misschien niet helemaal het juiste boek voor onbezorgd lezen op een julimiddag; meer een intens wringend, kaakklemmend mystiek geschrift. Erg negentiende-eeuws wel: dat verlangen naar het oosten, naar Zanzibar, naar Afrika, teisterde dat niet elke jongen tussen 1850 en 1900? De verbluffende Rimbaud trok naar Afrika, mijn veel minder ondoorgrondelijke overgrootvader, zestien jaar jonger, evenzeer.

Lezend over Rimbaud kan ik me hem heel goed als landloper voorstellen. “De twee volgende jaren, 1877 en 1878, zijn de meest mysterieuze in Rimbauds leven. Hij had werk gezocht in Amerika, zonder succes. Hij reisde naar Kopenhagen en Stockholm, waar hij tickets verkocht voor een Frans circus. Daarna trok hij naar Marseille, waar hij aan boord ging van een schip naar Alexandrië; maar hij moest aan land gezet worden in Italië, omdat hij ten prooi viel aan een ingewandenkoorts. De Italiaanse dokter zei dat zijn ribben, ten gevolge van zijn uitputtende wandeltochten, zijn buikwand hadden doorboord – hoe bizar dit ook klinkt, het is best mogelijk, aangezien Rimbaud niet een-, maar tweemaal van de Ardennen door de Alpen naar Italië was gestapt.” En te voet de Gotthardpas overstak, als een middeleeuwse pelgrim.

Semelles de vent, zolen van wind. Niet te geloven dat de dichter die deze woorden schreef uiteindelijk een been, een zool van wind moest verliezen. “La mort le recueillera après des souffrances physiques aussi incroyables que les illuminations de son adolescence,” schreef René Char in het voorwoord bij Rimbauds gedichten in mijn Gallimardpocket, ongeveer de enige zin die ik van zijn inleiding begrijp.

E. White, Rimbaud. The Double Life of A Rebel, Londen, 2008, p. 153.

Reviens, reviens, cher ami

RimbaudV

“Er worden regelmatig pogingen ondernomen om het dossier Rimbaud/Verlaine uit de afdeling Manuscripten van de Koninklijke Bibliotheek weg te halen,” hoorde ik. “Nochtans is het in 1924 uitdrukkelijk bij deze afdeling in bewaring gegeven door het Ministerie van Justitie.”
Wellicht spoorde die zin me aan om afgelopen week eindelijk eens een biografie van Rimbaud te kopen. Het werd Edmund White’s Rimbaud: The Double Life of a Rebel, uit 2008. White schrijft helder en beknopt; zijn kurkdroge toon brengt me dikwijls aan het lachen. “In de veertien maanden van zijn huwelijk had Verlaine geen nieuwe gedichten meer geschreven, maar wel zijn drankverslaving onder controle gekregen. Nu moedigde Rimbaud hem aan om als een wilde te leven en zat te blijven – en te schrijven als de ziener die hij was voorbestemd te zijn.”

Al lezend herinnerde ik me plotseling dat ik al een boek over dit dossier bezat: het fraai geïllustreerde Reviens, reviens, cher ami. Rimbaud-Verlaine. L’affaire de Bruxelles van B. Bousmanne, een uitgave van de Koninklijke Bibliotheek zelf. Terwijl ik erin zoek naar de documenten en portretten die White vermeldt, treft me plotseling het enorme verschil tussen Frans en Engels. Hoeveel plechtiger, dramatischer, soms cynischer en goorder klinkt de hele correspondentie tussen de dichters in de moedertaal van de heren. Dezelfde woorden in het Engels lezen, dat lijkt alsof je een venster openzet, op een hete zolderkamer.

Kruid

POldermuseum, Fort Lillo
Poldermuseum, Fort Lillo

Hoe liedregels in je hoofd kunnen blijven hangen. Tijdens een bezoek aan het Poldermuseum in Fort Lillo las ik de tekst van een Ganzenrijderslied. Met de opwekkende verzen:

Het kruid der kniezerij
Groeit niet in Stabroeks hoven.

Jammer dat ik ze niet heb horen zingen.

Liefdesbrieven, nogmaals

Koning Leopold I en zijn gezin
Koning Leopold I en zijn gezin

Op 19 oktober 1865 schreef mijn betovergrootvader, Leopold H., in ’s Gravenbrakel aan zijn verloofde:
“Verleden zondag ben ik naar Brussel gegaan om de inhuldiging van de nieuwe koning Leopold II te zien, een schitterend en onvergetelijk feest. Nooit heeft Brussel binnen haar wallen een zo grote menigte gezien noch zoveel hoogwaardigheidsbekleders; de kranten zullen je reeds alle details hebben meegedeeld van dat grote bewegende schilderij, en van de algemene vreugde.”
Het geeft me al bij al een prettig gevoel van continuïteit om een ervaring met een voorzaat te delen.

Daar domheit zuizebolt

Copy(1) of om.Claes2_300

Een gedicht lezen: mooi. Een goede verklaring van het gedicht lezen: prettig. Dankzij de bloemlezer een nieuwe dichter leren kennen die de taal in haar voegen laat kraken: onverwacht genoegen. Zo ontdek ik Willem van Swaanenburgs Auroora’s kimmen ontslooten (1724).

Het Diamant-paleis ontgrendelt van zyn slooten
Zet zyne deur wyt op voor ’t al doordringend ligt,
dat al, waar ’t straalt, zig zelfs een gulden zetel stigt,
Om ’t duister Reuzendom ten afgrond in te stooten.

’t Wordt tyd voor Pallas, om een Krygsgevegt te waagen,
En als een Amazoon te rukken voor den wal,
Daar domheit zuizebolt voor ’t ongemeen geschal,
Dat vrouw Minerva maakt, om ’t wanstal weg te jaagen.

Suizebollen is mijn nieuwe favoriete Nederlandse woord. Wilt u meer weten over Van Swaanenburg, Góngora, Rimbaud, Van de Woestyne en Claus, lees dan Paul Claes’ Zwarte zon: Code van de hermetische poëzie. Een balsem, voor wie net als ik denkt dat schrijvers niet uitsluitend moeten uitleggen, paaien en preken, maar ook vernuftig mogen verhullen.