
“Ik hield van idiote schilderingen, boven deuren, decors, doeken van foorkramers, uithangborden, volkse verluchtingen; ouderwetse literatuur, kerklatijn, erotische boeken met spelfouten, romans van onze voormoeders, sprookjes, kinderboekjes, oude opera’s, onnozele refreinen, naïeve ritmes.”
Ik had niet verwacht een beschouwing over schilderkunst aan te treffen in Une saison en enfer, toch vind ik er een. Misschien niet helemaal het juiste boek voor onbezorgd lezen op een julimiddag; meer een intens wringend, kaakklemmend mystiek geschrift. Erg negentiende-eeuws wel: dat verlangen naar het oosten, naar Zanzibar, naar Afrika, teisterde dat niet elke jongen tussen 1850 en 1900? De verbluffende Rimbaud trok naar Afrika, mijn veel minder ondoorgrondelijke overgrootvader, zestien jaar jonger, evenzeer.
Lezend over Rimbaud kan ik me hem heel goed als landloper voorstellen. “De twee volgende jaren, 1877 en 1878, zijn de meest mysterieuze in Rimbauds leven. Hij had werk gezocht in Amerika, zonder succes. Hij reisde naar Kopenhagen en Stockholm, waar hij tickets verkocht voor een Frans circus. Daarna trok hij naar Marseille, waar hij aan boord ging van een schip naar Alexandrië; maar hij moest aan land gezet worden in Italië, omdat hij ten prooi viel aan een ingewandenkoorts. De Italiaanse dokter zei dat zijn ribben, ten gevolge van zijn uitputtende wandeltochten, zijn buikwand hadden doorboord – hoe bizar dit ook klinkt, het is best mogelijk, aangezien Rimbaud niet een-, maar tweemaal van de Ardennen door de Alpen naar Italië was gestapt.” En te voet de Gotthardpas overstak, als een middeleeuwse pelgrim.
Semelles de vent, zolen van wind. Niet te geloven dat de dichter die deze woorden schreef uiteindelijk een been, een zool van wind moest verliezen. “La mort le recueillera après des souffrances physiques aussi incroyables que les illuminations de son adolescence,” schreef René Char in het voorwoord bij Rimbauds gedichten in mijn Gallimardpocket, ongeveer de enige zin die ik van zijn inleiding begrijp.
E. White, Rimbaud. The Double Life of A Rebel, Londen, 2008, p. 153.