Wit en roze

bozar-coverde-maistre-1jpg

Het verzameld werk van Xavier de Maistre lag al een tijdje in mijn boekenkast. Deze schrijver is plotseling, zo lijkt het, opnieuw beroemd. In 1790 schreef hij immers Voyage autour de ma chambre, Reis door mijn kamer. Hij kreeg 42 dagen huisarrest in Turijn omdat hij een duel had uitgevochten. Wij werden opgesloten omdat er een virus rondwaart.

Ik begrijp niet waarom mensen oude boeken saai vinden. Xavier de Maistre schrijft grappig, onderhoudend en verrassend. En zijn gevoel voor binnenhuisinrichting is zo ongedwongen, dat men het vandaag, in een tijd van snelle en knellende definities, waarschijnlijk genderfluïde zou noemen.

“Toen ik over mijn bed sprak, vergat ik nog om elke man die kan aan te raden te kiezen voor een bed in witte en roze tinten: het staat vast dat kleuren ons zo sterk beïnvloeden dat ze ons opvrolijken of versomberen naargelang hun nuances. Roze en wit zijn twee kleuren die genot en geluk opwekken. De natuur schonk ze aan de roos en maakte van deze bloem de mooiste in het rijk van Flora.” Goed zo!

“De eerste zonnestralen komen spelen in mijn gordijnen. – Op mooie zomerdagen zie ik ze opschuiven over de witte muur, naarmate de zon hoger klimt: de olmen voor mijn venster verdelen hen op duizend manieren, en doen hen dansen op mijn bed, roze en wit, dat nu dankzij de weerschijn overal baadt in een heerlijke tint.”

Ik zat net te bedenken dat je een kamer niet te meisjesachtig mag inrichten en beter kiest voor puriteinse en opzichtig sobere kleuren. Gelukkig brengt deze aristocratische militair me op andere ideeën.

 

Redding

DSC02752Ik vond ’s ochtends iets op de vloer van het achterhuis. Het verdoofde schepsel deed me op het eerste gezicht denken aan de meikevers die ik als kind uit de beukenhaag plukte en mee naar school nam in een luciferdoosje, gevoerd met een zacht beukenblad. Met een stuk karton en een glas vervoerde ik het insect naar het terras. Helaas, daar bleek het een hoornaar te zijn. Hij klemde zich een uur lang vast aan de rand van de tafel. Uiteindelijk bekwam hij in de eerste zonnewarmte. Na een uur of twee steeg hij plotseling vastberaden op, onderweg nog enige druppels gif uitpersend. Vaarwel, elders is het beter!

Mei

DSC_0918Op 8 mei 1945 eindigde de Tweede Wereldoorlog.

Onze buurman plaatste een foto van Martial Van Schelle in het kapelletje. De Olympische atleet Van Schelle zat in het verzet, werd opgepakt en naar Breendonk getransporteerd. Hij mocht die achtste mei 1945 niet meer meemaken. Het is goed om hem te herdenken.

“Er stond een tank bij ons achter het huis,” zei mijn moeder. “Ik kreeg koekjes van de soldaat, hij zei dat hij thuis een kind van dezelfde leeftijd had. Ik kreeg ook een heel mooi zakdoekje.”

“Dus misschien zit er nu in Engeland of in Canada een vrouw van jouw leeftijd terug te denken aan haar vader, die meehielp om het noorden van België te bevrijden?”

“Dat zou goed kunnen. Laten we het hopen.”

Mijn vader herinnerde zich de chocolade en de corned beef die hij als kind van de soldaten kreeg. Zijn moeder en tantes hadden Britse uniformpjes genaaid, waarin hij en zijn broers de bevrijders konden toejuichen.

Vandaag ligt hij begraven op het kerkhof van Merksplas, niet ver van de plaats waar John Thould rust. Thould was een 24-jarige Britse piloot die op 13 oktober 1944 met zijn Hawk Typhoon werd neergehaald boven Wortel-Kolonie.  Mijn vader zag het gebeuren. Als de hemel bestaat, praten ze daar nu samen over.

Kauw

cockerNatuurboeken zijn zo kalmerend als lindenbloesemthee.

Vroeger had mijn vader een tamme kauw, Jan geheten. Jan vertoefde dikwijls om en rond een versleten Volkswagentje, dat in de tuin was beland.

Rond mijn ouders huidige woning cirkelen voortdurend kauwen. Gisteren zag ik er een neerstrijken op  het hoogste takje van een verwilderde haagbeuk, pal tegen de oostenwind in. En daar zat hij, onverstoorbaar als het boegbeeld van een schip in de storm.

Crow Country van Mark Cocker belooft over kauwen te gaan, maar is toch vooral gewijd aan de roekenkolonies (-parochies, noem je dat blijkbaar in het Engels) nabij Buckenham Carr in Norfolk. Roeken en kauwen trekken daar samen op, maar hier zie ik voorlopig alleen kauwen. Wat me eraan herinnert dat mijn vader een paar jaar geleden nog uitreed om een zeldzame roekenkolonie te zien, in de buurt van de abdij van Postel, als ik het wel heb.

In elk geval leer ik dankzij dit boek de roek kennen als een opvallende, intelligente vogel met een koddig uiterlijk – die enorme bek, die kniebroek van veren. En aan het einde van een hoofdstuk raakt Cocker plotseling een gevoelige snaar. “In de vallei van de Yare kregen vele dingen die ik lang over het hoofd had gezien of niet waardeerde een nieuwe kracht en betekenis. Dat leidde tot een vreemde en vruchtbare paradox. Ik was thuisgekomen op een plaats waar alles volkomen nieuw leek.”