Rubensfeest

Rubens op de Groenplaats (foto Edmond Fierlants, 1865: Consciencebibliotheek)
Rubens op de Groenplaats (foto Edmond Fierlants, 1865: Consciencebibliotheek)

Wannes Van de Velde schreef een prachtig lied over het standbeeld van Pieter Paul Rubens op de Groenplaats. In 1840, toen men besloten had om het standbeeld op te richten, ontstond er een conflict tussen het stadsbestuur en de Belgische regering over de plaats waar dat moest gebeuren. Bovendien liep de bronzen versie vertraging op en moest men zich tijdens de Rubensfeesten van augustus 1840 tevreden stellen met een gipsen replica, bronskleurig beschilderd, op het Burchtplein, aan de Schelde, buiten de stadsmuren. Uiteindelijk zou het tot 1843 duren vooraleer de 7000 kilo zware Rubens van massief brons zijn bestemming vond op de Groenplaats. Deze verwikkelingen gaven aanleiding tot heel wat satirische liederen. Zo is er De klacht van P. P. Rubens over het plaatsen van zijn beeld buiten de wallen van Antwerpen:

Hier stond voorheen het beeld eens reus
de plaag, de schrik van allen,
Daar hij noch heiden, Turk of Geus
was, stond hij uit haar wallen
Maar mij, een minnaar van ’t penseel
en Roomsch gelijk een Pater,
Waarom valt mij dees plaats ten deel
hier buiten stad aan ’t water?
Signoor ge zijt me zeker moe
en wenscht dat ik vertrekke
Wellicht voor u een reisje doe
om eilanden te ontdekken…
Daar sta ik nu met ’t hoofd ontbloot
in storm en wintervlagen,
de hand vooruit alsof ik brood
of aalmoes wilde vragen …

De blootshoofdse Rubens bleef de Antwerpenaren dwarszitten, want bij de inhuldiging van het bronzen beeld circuleerde reeds het Beklag over het zoogezegd beeld van Rubens:

Rubens van zijnen hoed beroofd
en gesierd met eenen degen!

Ik ken dien man niet, zegt van Dyck…

Wien verbeeldt die Spaansche held
dien men daar nu heeft verheven,
vraagt Jordaens…

Schande! ’t Edele palet
onder zijnen voet gestooten
en zijn hoed er bij gezet
om de kunst geheel te ontblooten. [….]

Gresham staat met bedekt hoofd
in ’t vermaard en konstrijk Londen
Rubens van zijnen hoed beroofd
heeft men den Signoors gezonden.

(Geciteerd in Floris Prims’ Antwerpiensia, 1927).

Brons, bot, bloed

Gevechtsscène, Iliasmanuscript, 5de eeuw (Milaan, Biblioteca Ambrosiana)
Gevechtsscène, Iliasmanuscript, 5de eeuw (Milaan, Biblioteca Ambrosiana)
Er wordt hevig gevochten in zangen 11 en 12 van de Ilias, brons stoot door schedels en gewrichten en slagaders, en stilaan begin ik Homeros te beschouwen als een van de beste beschrijvers van  de wreedheid en het delirium van de veldslag. Deze zangen wemelen van de onvergetelijke miniatuurtaferelen en doeltreffende metaforen. Een enkel voorbeeld, uit de vertaling door Patrick Lateur:

Zoals verdelgend vuur op een dicht woud
valt: wind vol wervelingen voert het vuur
naar overal, ontworteld vallen struiken
neer, door de vaart van vlammen aangevallen –
zo vielen door de vuisten van de zoon
van Atreus, Agamemnon, ook de hoofden
van vluchtende Trojanen, vele paarden
met sterke nekken lieten op de paden
van strijd en oorlog het geratel horen
van lege wagens, want zij misten toen
hun flinke menners. Dezen lagen neer
ter aarde en aan hen hadden de gieren
veel meer genoegen dan hun eigen vrouwen.

Homeros, Ilias, zang 11, 155-163.

Landlopers

landlopers-toon-horsten-9789045019321-voorkant_jpg_180x0_q85_crop_upscale

Vanavond wordt het boek Landlopers van Toon Horsten aan het publiek voorgesteld op de meest toepasselijke plaats: de voormalige boerderij van Wortel-Kolonie. Landlopers belicht tweehonderd jaar sociale geschiedenis in België en maakt ook vele herinneringen los, vermits ik opgroeide in Wortel-Kolonie, een groene long, en Merksplas-Kolonie, een “utopisch dorp” volgens een architect die de site heeft bestudeerd. De Kolonies waren lang een wat obscuur onderwerp, letterlijk gesitueerd aan de rand van het land, waarover men informatie bij elkaar moest sprokkelen in negentiende-eeuwse rapporten en licentiaatsthesissen. Dankzij dit meeslepende boek is dat niet langer nodig. Al lezend verneem ik veel boeiende, soms verbijsterende zaken en trekt ook een stoet personages uit Almanak weer voorbij.

90df2ed0-f6d6-4749-9989-4a1e1751c8f6

Bakkie troost

Kregting Koffie Zondvloed

Zondag doopten we in De Zondvloed het nieuwe boek van Marc Kregting met koffie en heerlijke koffiekoeken van bakkerij Walravens uit Mechelen. Al lezend in het mooi uitgegeven Koffie. Een doeboek hoop ik nu meer te vernemen over Multatuli en Max Havelaar, de Nespresso-gekte, de ontelbare wijzen waarop koffie in ons dagelijks leven doorsijpelt. Is thee voor watjes en koffie voor doeners, zoals een vriendin denkt, maar niet luidop zegt? Is koffie geschikt voor vrouwen die slank willen blijven en geleidelijk overschakelen op louter vloeibaar voedsel (onder het motto: als het vloeibaar is dan telt het niet), of past het toch meer bij astronauten en stugge onderhandelaars? Terwijl mijn eerste kopjes van de dag percoleren, neem ik alvast deze zinnen uit het Engelstalige voorwoord tot me: “According to a survey undertaken by foodbanks, besides sugar and milk, coffee was the most asked-for item among the underprivileged. And unlike meat, butter, milk cheese, potatoes and eggs which, in the average western nation or province, could, at least with the help of some animals, be produced in a back garden, coffee is something self-sustaining individuals can’ t grow.” Hetgeen me herinnert aan de woorden van de norbertijn Arie Sanden (pseudoniem van Xaveer Adriaensen), die in 1911 sociale wantoestanden in Turnhout, alias Freybosch, hekelde: “Freybosch is gezegend met een aantal fabrieken waar in vroeger dagen de werklieden te weinig wonnen om te leven en te veel om te sterven, dit laatste zeer zeker, aangezien zij geregeld elken zaterdag met koffie en rijst in plaats van met klinkende specie t’ huis kwamen, en ieder verstandig mensch ervan overtuigd moet zijn, dat men met rijst heel wel in ’t leven blijft en ’t vrouwvolk de koffie niet kan missen. Tegenwoordig nog moet het werkvolk, ondanks alle wetten, extra-goed uit zijn ogen zien, om niet gepluimd te worden …”

Koffie. Een doeboek
Koffie. Een doeboek

Marc Kregting, Koffie. Een doeboek, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2013, p. 9-10.
Arie Sanden, Een wereldje (1911), geciteerd in L. Huet, Turnhout. Onverwachte schrijvers …., Turnhout, 2002, p. 104.

Lesje voor biografen

Wat een heerlijke film, Joann Sfars Serge Gainsbourg, Vie Héroïque. Ik keek geamuseerd toe en vroeg me meermaals af of het niet beter zou zijn om te beginnen met roken: al die elegante gebaren die een sigaret toelaat en die nu eenmaal niet te imiteren vallen met een gebakvorkje – en vergeten we ook de impact van smoky eyes niet. Sfars sprookjesachtige aanpak werkte bevrijdend – misschien moeten biografen maar eens wat loskomen van voetnoten, boodschappenlijstjes en verslagen van de gemeenteraad, en overwegen hoe hun onderwerp hun poëtische fantasie stimuleert. Charmant en geestig ook, Yolande Moreau als Fréhel – Belle époque zangeres van “realistische” liederen -, Anna Mouglalis (en een zwarte kat) als Juliette Gréco, Laetita Casta als Brigitte Bardot en Lucy Gordon als Jane Birkin.

Beloften

De juiste woorden voor een huwelijksbelofte, 1774. Leuven, Universiteitsbinbliotheek
De juiste woorden voor een huwelijksbelofte, 1774. Leuven, Universiteitsbibliotheek

Wees op uw hoede. Indien iemand op Valentijnsdag zou zeggen: “Ik zal geen ander trouwen dan jou,” dan ontstaat er wettelijk noch een verloving, noch een huwelijk. Zegt iemand daarentegen: “Ik trouw geen ander dan jou,” dan constitueert dat wel degelijk een geldige huwelijksbelofte. Performatief taalgebruik, weet u nog? Uit een achttiende-eeuwse universiteitsthesis.

De listenrijke

Wonderlijk goedgekozen beelden, vaak, in de Ilias. Dit, bijvoorbeeld, over de welsprekendheid van Odysseus:

Maar toen de sluwe Odysseus opsprong,
bleef hij een tijdlang stil, hij keek omlaag,
de ogen strak gevestigd op de grond.
En hij bewoog zijn scepter niet, naar voor
noch achter, maar hij hield hem vast omklemd
als iemand die niets wist te zeggen.
Je zou haast denken dat hij knorrig mokte
of simpelweg onnozel was. Maar liet hij
zijn diepe stem opklinken uit zijn borst,
woorden als vlokken sneeuw in wintertijd,
dan kon geen sterveling wedijveren
met Odysseus. Van toen af keken wij
niet zo verbaasd meer op bij zijn verschijning.

Schitterend, die vergelijking van overtuigende, ja manipulatieve woorden met een sneeuwvlaag die de toehoorders het zicht beneemt.

(Uit boek 3, vertaling door P. Lateur.)

Brief van Briseïs

Ovide Heroides, 16de eeuw, Parijs, BNF
Briseïs als krijgsbuit in een militaire tent. Ovide Heroides, 16de eeuw, Parijs, BNF

Dit heeft Briseïs, geroofd uit jouw tent, eigenhandig geschreven,
zondig ik tegen de taal, ’t is een niet-Griekse die schrijft.
Zie je soms vlekjes, geloof me, die zijn door mijn tranen veroorzaakt;
tranen, een zwijgende spraak, opwegend tegen het woord.
Past het mij wel, een slavin, mijn meester en man te berispen?
Lees dan, mijn meester en man, hier een klein woord van kritiek.
Dat ik zo snel aan de koning ben afgestaan toen hij dat eiste,
dat reken ik je niet aan; toch heb ook jij daaraan schuld.
Want toen ze mij kwamen halen, ben ik aan Talthybius en aan
Eurybates zonder meer, zonder protest afgestaan.
Nog zie ik in beider ogen die blik, zonder woord elkaar vragend:
waar is die liefde waar heel Griekenland lovend van spreekt?

Homerus’ woorden over Briseïs inspireerden Ovidius eeuwen later tot het schrijven van een van zijn Heldinnenbrieven, een bundel gedichten waarin beroemde vrouwen zich tot de mannen in hun leven richten. Het is een verrassend hedendaags idee van literaire voortzetting (denken we maar aan Carol Ann Duffy’s geestige bundel The World’s Wife) en nu ik door de brieven blader, stel ik vast dat Ovidius een bijzonder levendig inzicht had in de vrouwelijke psyche. De metrische vertaling door W.A.M. Peters had naar mijn lekenopvatting wat zwieriger gekund, maar ik ben blij dat ik in mijn boekenkast in elk geval een vertaling aantref.

Ovidius, Legendarische vrouwen [Heroides], vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door W.A.M. Peters, Ambo/Baarn, 1994, p. 33.

Briseïs

Tiepolo, Agamemnon neemt Briseïs in ontvangst, 1757, Villa Valmarana, Vicenza
Tiepolo, Agamemnon neemt Briseïs in ontvangst, 1757, Villa Valmarana, Vicenza

Vrouwen als oorlogsbuit bij plundering. Grieks aanvoerder Agamemnon moet zijn bonus Chryseïs opnieuw afstaan aan haar vader, omdat de god Apollo dat zo wil. Uit wraak eist hij de buit op van zijn rivaal Achilles, het meisje Briseïs (een naam die slechts betekent ‘dochter van Briseus’). Achilles geeft toe, maar weigert nog langer voor de Grieken te vechten. Dat is het conflict op aarde in het eerste boek van de Ilias; het conflict op de Olympus is het eeuwige vechthuwelijk tussen Zeus en Hera, die in de Trojaanse oorlog voor verschillende partijen supporteren.
Het lijkt een vrouwenkwestie; en toch kun je niet zeggen ‘Cherchez la femme’ en vervolgens naar Chryseïs en Briseïs wijzen, omdat die twee volstrekt machteloze pionnen zijn.
Agamemnon is overigens min of meer verliefd op Chryseïs, Achilles op Briseïs. Betekent dit dat de krijgers uit de bronstijd vrouwen wel buitmaakten op vijanden, maar zich niet schuldig maakten aan verkrachting op grote schaal, als oorlogsdaad? Chryseïs en Briseïs kunnen niet gelden als bewijs: zij waren van voorname afkomst. Wat er met gewone vrouwen en meisjes gebeurde nadat hun mannen verslagen waren en hun steden veroverd, daar hebben we het raden naar.
Patrick Lateur vertaalde:

Maar Agamemnon liet de uitdaging
waarmee hij eerst Achilles had bedreigd
niet los. Talthybios en Eurybates,
zijn twee herauten, ijverige dienaars,
sprak hij toen aan: ‘Ga naar Achilles’ kamphut,
neem Briseus’ dochter met de mooie wangen
van Peleus’ zoon, en breng haar hier. Geeft hij
haar niet, kom ik dat eergeschenk zelf halen,
met méér volk, wat voor hem nog erger is!’

Tiepolo laat ons eens te meer niet in de steek bij het verbeelden.

Homeros, Ilias. Wrok in Troje, vertaald door P. Lateur met een nawoord van T. Holland, Amsterdam, 2012, p. 20.