Toneel in open lucht

Toneelopvoering op de Merckt in Oud Antwerpen
Toneelopvoering op de Merckt in Oud Antwerpen

‘Wij waren reeds half April, en iets wat schier zonder voorgaande was in eene tentoonstelling, “Oud Antwerpen” was zoo goed als klaar, en alles deed voorzien dat er op 5 Mei, dag der officiëele opening, geen nagel meer zou moeten geslagen worden. Veranneman, de schilder, werkte met een heel leger schildersgasten van als de dag in de lucht kwam, tot ’s avonds de zon weer onderging, om al die versch opgetimmerde puntgeveltjes, zoo wat een voorkomen te geven, alsof zij daar al een paar honderd jaar in regen en wind hadden gestaan. (…) En allengs zag men hier en daar een vreemd, wonderbaar oud huizeken, met zijne kleine vensterkens, als droomend voor zich kijken, dat zoo permentelijk op een echt middeleeuwsch gebouw geleek dat het voor een vreemdeling een heele kunst zou zijn, vooral voor een Engelschman, om daar uit wijs te worden.
Intusschen was ook ons tooneel voltooid, en al vloekte het een beetje met zijne drie vergulde portieken tusschen die in rooden simili-baksteen opgetrokken huizekens, met hunne prettige puntgeveltjes. Het zag er toch geschikt uit, erg geschikt voor het werk.’
Aldus Gustave De Lattin, verantwoordelijke voor het theater van Oud Antwerpen, die de Consciencebibliotheek doorploegde op zoek naar bruikbare oude toneelstukken, slechts Playerwater en Nu Noch vond, en ten slotte zelf wat simili-oude kluchten schreef.

Het portiek achter het toneel was gebaseerd op een ontwerp dat Pieter Coecke in 1549 maakte voor de Blijde Intrede van Filips II. Links de gevel van het huis Drie Koningen, later heropgebouwd in de Lange Gasthuisstraat.

G. De Lattin, Herinneringen aan het toneel in open lucht. Oud Antwerpen (tentoonstelling 1894), Antwerpen, 1903.

Oud Antwerpen

Frans Van Kuyck, het uithangbord van huis De Zonnebloem in Oud Antwerpen
Frans Van Kuyck, het uithangbord van huis De Zonnebloem in Oud Antwerpen

Zijn er nog Wereldtentoonstellingen? Ik weet het niet. Ik hoor mijn ouders vertellen over de Expo in Brussel in 1958 en nu lees ik over Antwerpen 1894 – toen de Antwerpse burgers het idee opvatten om een ideaal zestiende-eeuws Antwerpen te tonen aan de internationale bezoekers. Disneyland en Bokrijk avant la lettre, maar o, wat zou ik er graag hebben rondgelopen, in dat decor van mijn geliefde schilders Quinten Metsys, Mayken Coecke, Pieter Bruegel en Jacob De Backer. En dan nog het liefst in flatterend historisch kostuum. Oud Antwerpen bleef bewaard in foto’s, teksten en aquarellen. Sommige gebouwen overleven in het Buitenland in Bornem en Mevrouw Mayer Van den Bergh liet de gevel van het huis dat ze huurde in Oud-Antwerpen opnieuw bouwen voor het museum dat ze later schonk aan de stad. Huize De Drie Koningen in de Lange Gasthuisstraat.

M. Rooses, F. Van Kuyck, De wijk Oud Antwerpen in de Wereldtentoonstelling van 1894, Antwerpen, 1896.

Zie ook: Retroscoop

Dus

Pontormo, verkondiging, Capponikapel, Santa Felicita, Firenze (Foto R. Baldwin)
Pontormo, verkondiging, Capponikapel, Santa Felicita, Firenze (Foto R. Baldwin)

Dus. Een gedachtengang. Ik schrijf over een hedendaags schilder die zich laat inspireren door Jacopo Pontormo. Hij die in het begin van de zestiende eeuw een Verkondiging van de Engel schilderde in de Santa Felicita in Florence. Ik zie Ponte Vecchio voor me, het pleintje vol vespa’s, de kerk zelf. Santa Felicita, dat is toch de vroegchristelijke martelares over wie we ook lazen in de Latijnse les; de tekst over Perpetua & Felicitas? Bewaarden ze daar dan mogelijk een reliek van deze heilige Felicitas? Ik neem mijn onvolprezen Touring Club Italianogids van Firenze uit de kast. Geen relieken, zo verneem ik, maar wel een van de oudste kerken van de stad, vroegchristelijk, cultusplaats van een levendige Grieks-Syrische gemeenschap. Ach zo. L’interno, molto luminoso, consta di un’ unica navata… Meteen zie ik beelden van de kerk voor me, herinner ik me mijn laatste bezoek, toen ik Pontormo’s Verkondiging nog eens wilde bekijken voor mijn vertrek maar me terugtrok omdat er een misviering bezig was. Plotseling word ik vervuld door heimwee. Ik neem een ander boek uit de kast. Verlucht met mooie aquarellen van stadsgezichten, die het heimwee niet stillen. Het boek vertoont foxing (roestbruine vlekjes) op de snede. Ik vraag aan J. of er iets tegen foxing te doen is. Hij zegt dat men niet weet waardoor foxing veroorzaakt wordt, mogelijk door roest van het ijzer in de hamers waarmee vodden tot papier werden geslagen. Er is geen remedie tegen foxing. En ook niet tegen mijn plotseling heimwee naar Italië.

Voortschrijven dus.

Libreria Seeber

Ter gelegenheid van mijn praatje over Aristoteles, vanavond op Klara, probeerde ik me de naam te herinneren van de prachtige Florentijnse boekhandel waar ik in november 1990 een pocketversie van de Etica Nicomachea kocht. Ik herlas mijn dagboek van dat gelukkige jaar en vond uiteindelijk dankzij het internet dat aloude adres terug. Verdwenen boekhandel onder barok beschilderde gewelven, lievelingsboekhandel van mijn lievelingsdichter Montale. Aan de Via Tornabuoni.seeber

Conversazione

Sacra Conversazione
Sacra Conversazione

‘Toen ik wegging, sneeuwde het.’
Een boekje met een omslag zo wit en donzig als sneeuw, deze uitgave van CC de Warande met tekeningen van Anne-Mie Van Kerckhoven en verhalen van uw dienares. Zwart op snee, zwart op sneeuw. Binnenin helle kleuren. AMVK voegt woord en beeld in elkaar, als in een middeleeuws verlucht handschrift. Die heerlijk trefzekere lijnen, die doeltreffende plaatsing van de tekstblokjes, dat is het werk van iemand die bladspiegels begrijpt.

Het zachte boek tegen mijn handpalm doet me nadenken: wat is dat eigenlijk, een verhaal? Een anekdote, een gesprek, iets op papier of op een podium, met levende mensen? Wanneer het alleen over gedrukte woorden gaat, dan hebben dit jaar de verhalen van Lydia Davis het meeste indruk op me gemaakt, het jaar daarvoor My Father’s Tears van John Updike. Maar ik heb plotseling ook weer zin in sprookjes, grimmige sprookjes. En gedaanteveranderingen.

Turnhoutse hermitage

 “Als ik de middelen had, zou ik zoals Jean des Esseintes het huisje helemaal en uitsluitend inrichten naar mijn behoeften en wensen. Weet je nog, de muren van zijn bibliotheek waren bekleed met oranje marokijnleer en indigo lak, een ander vertrek was ingericht als een kajuit en de badkamer als de werkplaats van een parfumeur? Hij noemde zijn droomhuis in Fontenay zijn Thebaanse hermitage.”

Het deed me wonderlijk veel genoegen, dat Anne-Mie Van Kerckhoven zich door deze zin uit Genius Loci liet inspireren om twee ruimtes in het Turnhoutse Begijnhofhuisje 21 van kleur te voorzien.

Heiligen en begijnen

De tekeningen van AMVK in het Turnhoutse begijnhof (foto Frederik Beyens)

“Het is een mooie poort.”

In de saaie straat viel het poortgebouw op. Klassieke, breed uitgezette lijnen, een nis met een borstbeeld, symmetrie, leistenen en kasseien – al de elementen die dienst kunnen doen als tijdmachine en Belgen terugvoeren naar de tijd van waarin de laatste glans van de gouden eeuw wegdeemsterde, Rubens en Van Dyck al tachtig jaar dood waren en iedereen die vijf goudstukken bezat zich schikte in een bestaan als rentenier. Twee vergulde bollen bekroonden het dak en voerden de geest zacht naar de gedachte aan landhuizen in Frankrijk.

Door de halfgeopende groene poort keken we naar binnen. Een ovaal van huizen rond een parkje, waarin een soort Golgotha oprees, bekroond met een kruisbeeld.

We betraden het begijnhof. Is er iets gewoners dan een begijnhof? ‘Begijntjes en kwezelkens dansen niet,’ zongen wij als kinderen, er waren begijnhoven in alle omliggende stadjes (hoewel nog slechts een of twee begijnen) en uit verveling las je in de zomervakantie wel eens ‘De zeer schone uren van juffrouw Symforosa, begijntje’, de novelle van Felix Timmermans. Lezen gold overigens ook als een kwezelachtige activiteit, in sommige kringen.

Een fragment uit het verhaal Genius Loci, dat ik schreef bij Anne-Mie Van Kerckhovens tekeningenreeks Heiligen en Begijnen, nu te bezichtigen in huisje 21a van het Turnhoutse begijnhof.

Het boek met de tekeningen en de verhalen wordt morgen voorgesteld in de Meerloop in het Begijnhof. Allen hartelijk welkom!

(Het boek, gedrukt in een oplage van 500 exemplaren, is te koop in de Warande in Turnhout, boekhandel Copyright in Antwerpen, de boekhandel van het Museum Aan de Stroom in Antwerpen en in Kunstmuseum aan Zee in Oostende.)

Genius loci

Begijnhof, Turnhout

“Daar de vrouw echter soms langs het huis moest lopen om bij een schuurtje te komen waar het hout lag, wilde hij vermijden, als zij voorbij het raam kwam, dat haar silhouet hem zou tegenstaan. Hij liet daarom een kostuum voor haar maken van Vlaamse grove, zijden stof, met een wit kapje en een brede, zijden capuchon die op haar schouders hing, zoals de begijnen die nog steeds dragen in Gent. Als een glimp van haar kap in de schemering langs hem heen ging, kreeg hij het gevoel in een klooster te zijn. Hij moest dan aan die stille, vrome dorpjes denken, die doodse wijken, ingesloten en weggestopt ergens in een drukke en bedrijvige stad.”

Aldus estheet Jean des Esseintes, in zijn kluizenaarswoning van Fontenay, nabij Parijs. Diens schepper, Parijzenaar met Laaglandse wortels Joris-Karl Huysmans, putte uit reis- en familieherinneringen voor deze vluchtige evocatie van begijnhoven. Hij had een oudtante die op het begijnhof in Turnhout woonde. Het lijkt me een mooi voorbeeld van poëtische humor, dat de ultieme decadente roman van de negentiende eeuw mede geïnspireerd is door het grensstadje uit mijn kinderjaren.

J.-K. Huysmans, Tegen de keer, vertaald en met een nawoord van J. Siebelink, Amsterdam, 2011, p. 51.