Jan II Borman, Madonna, St-Gérykerk, ’s Gravenbrakel (foto Balat Kik Irpa)
Tweede Kerstdag, Kerstweemoed. Het leven is op twee jaar tijd zo veranderd en zoveel intens dierbare personen zijn weggevallen, dat ik het amper kan bevatten. Daarom richt ik de blik maar op dit mooie beeld, dat ik ontdekte op een expo in het Leuvense Museum M. ‘Madonna uit Braine-le-Comte’, las ik op het plaatje. Daar bleef ik bij stil staan. Mijn voorouders zijn afkomstig uit Braine en zij hebben dit gracieuze beeld in de afgelopen eeuwen ongetwijfeld dikwijls gezien. Het verbond me plotseling met hen. Dat moeder en kind hier een boek vasthouden, is natuurlijk heel mooi meegenomen.
Clara Peeters, Stilleven, 1607, privé-collectie. Suikergoed en wijn om een kraamvrouw te versterken?
Op 14 december 1560 zag Nicolaas Rockox het levenslicht in de Keizerstraat, en diezelfde dag nog, een zondag, werd hij gedoopt in de kathedraal van Antwerpen.
De uit Florence ingeweken Lodovico Guicciardini noteerde over zijn medeburgers: “Ter gelegenheid van geboortes en doopfeesten laat een Antwerpenaar het geld lustig rollen. Peters en meters overladen kraamvrouwen met geschenken en vergasten ze op een uitgebreide maaltijd als zij weer op de been zijn.” Kortom, het was feest in de Keizerstraat en dat zou het waarschijnlijk nog wel een paar weken blijven. Nicolaas bleef zijn hele leven in deze mooie straat wonen en werd een bekwame, rustige burgemeester van Antwerpen en een grote kunstliefhebber. Wat wil je nog meer?
O, Brussel. Treinstation. Busstation. Brakke grond. Bouwwerf. Sexshop. Nachtwinkels. Wankele schuttingen. En dan opeens een mooi plein: Luchtvaartsquare – Square de l’Aviation. Met een hip hotel, een brasserie, een technische boekhandel. En dit standbeeld ter ere van de foorreizigers die heldhaftig sneuvelden tijdens de twee wereldoorlogen. De bruuske overgang tussen chaos en charme, dat blijft het mysterie van Brussel voor mij.
Kerstmis vieren met wat men ter plaatse vindt, voelt soms wat vreemd. Maar dat ik hier vorig jaar op haast miraculeuze wijze de kerstbal in de vorm van een huisje, afkomstig van mijn grootouders, ongeschonden op de bodem van de bergkast terugvond, dat is geluk.
Het plan is om de Advent met aandacht en plezier te beleven. Feest te vieren, eigenlijk. Maar een week van kille regen en ijzige wind en duisternis zet een domper. Na anderhalf jaar nog altijd opruimen in het ouderlijk huis put soms uit, ook al zijn de herinneringen dierbaar. Vandaag herontdekte ik het plezier van zorgeloos te liggen lezen, in een boek dat je meeneemt. Niet omdat de schrijver zich een doornenkroon van drama aanmeet, maar omdat hij met humor, die genegenheid is, vertelt over mensen die gaandeweg belangrijk voor je worden. Gust en Jen en Maria, dus, van café In de Kroon in Olen. Walter Van den Broeck portretteerde hen in Crossroads en ik ben daar blij om.
Aantekening van Gilliams, bewaard in het Letterenhuis. Foto Jef Van Eynde
DWB wijdt een bijzonder nummer aan Maurice Gilliams. Geïnspireerd door Elias schreef ik een verhaal over hoe het verderging met de meisjes van “het andere kasteel”, een droomplek in de Kempen. Want wat een droomplek in de Kempen was en is, dat weet ik.
“Met wat moeite duwde ik op een avond de poort open. De bramen woekerden langs de hele oprit, net als hulst en lijsterbes. Het giftige Jacobskruiskruid tierde welig. Net als de karmijnbes. De fijne ovale blaadjes van de krentenstruiken begonnen al oranjerood te kleuren. Ik schilder dat gewas graag, tik tik tik met mijn penseel, uit de losse pols, en hop, daar staat een kruintje vol licht en schaduw en beweging. In het hart van grote rododendronstruiken schoten jonge eiken en pseudo-acacia’s op. Een haas zigzagde weg, bosduiven applaudisseerden. De bijna drooggevallen vijver was roze omzoomd met springbalsemien, net als de brede beek die uiteindelijk, zo zag ik, naar een vergeten kronkel van ons riviertje de Mark leidt. Invasieve exoten, die springbalsemienen. De dubbele voordeur was gebleekt en gebarsten door de zon. Ik belde aan en wachtte. Op de bovenverdieping stond een venster open. De koperen brievenbus klepperde. Ik scheurde een half blad uit mijn schetsboek en schreef een beleefd briefje met de vraag of alles in orde was.”
Op dinsdag 7 december presenteren we dit DWB-nummer feestelijk in het Letterenhuis.
Ik leen een foto van het Erasmushuis in Anderlecht. Het blijft wonderlijk voor een schrijver om de eigen boeken in de echte wereld te zien. In elk geval verkeert Pieter Bruegel hier in uitstekend gezelschap. En toen de meester in Brussel woonde, is hij het Erasmushuis misschien ook wel eens gaan bekijken? De kanunnikenwoning stond wijd en zijd bekend als de plaats waar de grote filosoof ooit verbleven had, zoals Kathleen Leys mooi uiteenzet in haar nieuwe boekje, “In de schaduw van het hof”. Het is precies vijfhonderd jaar geleden dat Erasmus in Anderlecht even uitrustte van zijn zwerftochten door Europa. Wat Bruegel en Erasmus gemeen hadden, is hun realistische kijk op de menselijke aard. Een levendig gevoel voor humor. En een liefde voor spreekwoorden, uiteraard. Ik citeer slechts dit, een spreekwoord dat alle zwervende filosofen en kunstenaars nog steeds als muziek in de oren klinkt: “Wie snel geeft, geeft twee keer”.
“In 1847 groef Benjamin Fillon in Saint-Médard des Prés, bij de Atlantische kust, onder de forse ‘neus’ van Frankrijk (niet ver verwijderd van La Rochelle, kom, neem Google Maps erbij, of beter nog, hic et nunc uw atlas), een villa en graf op. In de villa bevonden zich resten van muurschilderingen. In het graf rustte het skelet van een vrouw uit de derde eeuw, omringd door de attributen van haar vak: flessen met kleurstoffen, een palet van basalt, een vijzel van albast, stelen van penselen, en een bronzen kistje, onderverdeeld in vakjes, gevuld met gestolde kleuren. Er leefde dus een kunstenares in Saint-Médard des Prés omstreeks het jaar 250. Zij decoreerde de muren van haar woning in de internationale stijl van toen, er bleven nogal wat fragmenten over met zeepaarden, algenslingers en tritonen. De nabijheid van de Atlantische Oceaan speelde een rol. En deze kunstenares was duidelijk trots op haar werk. Had ze het vak geleerd in Rome zelf, misschien via een Griekse leermeester(es)?”
AMVK, Paula Rego, Femmy Otten, dat zijn de kunstenaressen die me de afgelopen jaren inspireerden. Het werk van AMVK begeleidt me al jaren, Paula Rego en Femmy Otten leerde ik recenter kennen. Op de website Hic et nunc speur ik naar een verre voorgangster van deze vrouwelijke meesters, een Gallo-Romeinse van wie wij helaas de naam niet kennen. Lees het vervolg hier.