WoI

Hond, Domenica More Gordon
Hond, Domenica More Gordon

Gek, wat je in de loop van je leven allemaal leert uit tijdschriften. Uit de kelder diep ik oude jaargangen op van de onvolprezen World of Interiors. Ik stuit meteen op de foto die recent AMVK inspireerde bij het bouwen van een carrel voor haar tentoonstelling in Zeno X Gallery. En in een ander nummer, uit 2010, vind ik de vilten honden terug van Domenica More Gordon, een toevallig project van een kunstenares die niet zonder deze dieren kan. Ze vertelde hoe ze in de stad steeds op de honden let, die met hun bazen meedribbelen of aandachtig rondkijken. Sinds ik dat las, ben ik ook gevoeliger voor hun charme.

http://domenicamoregordon.com/press/world-of-interiors.html

Stoffige bladzijde

rome22

De maand mei lijkt ver weg, en toch is dat de datum die hij met zich meedraagt. Op 6 mei 1624 kwam Huet, Petrus, pelgrim uit Zinnik, aan in de San Giuliano dei Fiamminghi in Rome. Een mooie lentedag, waarschijnlijk. In gedachten zie ik hem te paard de Gotthardpas oversteken. Uit welk huis was hij vertrokken in Zinnik, wat trof hem in Rome, hoe ging het verder met hem? Niet het minste idee.

A. Pasture, Les pèlerins de la région d’Ath, Braine-le-Comte et Soignies à l’hospice de Saint-Julien des Flamands à Rome, Extrait des annales du cercle archéologique d’ Enghien, t. VII, 1911, p. 33.

Meisje in Persepolis

Marjane Satrapi, Persepolis
Marjane Satrapi, Persepolis

“De sjah van Iran en Farah Diba. Ik herinner me hun foto’s uit tijdschriften op de zolder van mijn grootmoeder. Ik meen me zelfs te herinneren dat de sjah noodgedwongen zijn vorige echtgenote Soraya moest verstoten, toen bleek dat ze hem geen kinderen kon schenken. Dit zou je mijn eerste indruk van Iran kunnen noemen. Daarna kwamen televisiebeelden van ayatollah Khomeini, een man die eruit zag alsof hij nooit in zijn leven had gelachen en hoopte dat ook nooit te moeten doen. Zijn vertrek uit Parijs naar Teheran. Gijzelaars in de Amerikaanse ambassade. Een zwarte sluier van orthodoxie daalde neer over het land, alle vrouwen moesten zich er kleden als de koningin van Onderland. Een terloopse vermelding, later, in de lessen filosofie, dat de beeldenstormer Michel Foucault de ayatollah Khomeini had gesteund. De zoveelste bekende Franse denker die een akelig regime aanprees. En nu ik Persepolis van Marjane Satrapi heb gelezen, mag ik besluiten dat Michel Foucault in 1979 waarschijnlijk even weinig van Iran afwist als ik, zelfs al had hij het land bezocht.”

Mijn nieuwe heldin, Marji uit Persepolis. De rest kunt u lezen in het volgende nummer van Stripgids.

7 november 1966

‘Bij Ponte Vecchio is het slijk een diepe soep en de stank een miasma. Maar twee Amerikaanse studentes begroeten me, lachend in de smerige lucht, vol fris enthousiasme. Ze dragen hoge laarzen, handschoenen en regenjassen. Ze zijn onderweg naar het Palazzo Pitti, waar een oproep is geweest om te helpen met de eerste fase van reiniging van de kunstwerken die er in veiligheid zijn gebracht, nog steeds besmeurd met slijk van de restauratie-ateliers en andere overstroomde gebouwen. “Het is fantastisch om iets te kunnen doen,” zegt een van de meisjes, de andere kijkt naar een hoop kromgetrokken leren portefeuilles in de viezigheid op straat en zegt bedachtzaam: “Dingen zijn zo kwetsbaar!”‘
Ik lees Diary of Florence in Flood van de Amerikaanse schrijfster Kathrine Kressmann Taylor (1903-1996). Ze verbleef in een pensione aan de Lungarno Amerigo Vespucci toen de Arno overstroomde en noteerde van dag tot haar bevindingen. Lezenswaardig. Google leert me dat ze eruit zag zoals ik me haar voorstel. En dat ze een krasse anti-naziroman schreef, Address Unknown (1939). Zo kras zelfs dat uitgevers vonden dat bij dit verhaal geen vrouwelijke auteursnaam paste. De schrijfster werd op het omslag simpelweg vermeld als Kressmann Taylor. Alweer een spoor om eens te volgen.

K. Kressmann Taylor, Diary of Florence in Flood, New York, 1967.

Poppen en olievaten

Drogende boeken in Accademia dei Georgofili, 1966
Drogende boeken en archiefstukken  in Accademia dei Georgofili, Firenze, 1966

“Een keer heb ik sneeuw zien vallen op deze brug, een keer stonden we hier en keken we ongerust naar het wassende, dreigend klotsende water dat bijna de top van de bogen tussen de pijlers raakte en almaar dode takken aanvoerde. Er werd nog slechter weer voorspeld, mensen kwamen voortdurend kijken hoe erg het al was en dachten terug aan de grote overstroming van november 1966, toen het water bomen, koeien, stoelen, poppen en olievaten aanvoerde, over de borstweringen raasde en in sommige kerken steeg tot op zes meter hoogte. De gevolgen van zulk een ramp wis je niet gemakkelijk uit, in één bibliotheek lagen de boeken dertig jaar later nog te drogen – tenminste, dat was de uitleg die de baliebedienden me gaven, misschien wilden ze gewoon niet gestoord worden, misschien begreep ik hun humor niet.”

L. Huet, Eenoog, Amsterdam,/Antwerpen, 2009, p.36.