La Berma

Sarah Bernhardt
Sarah Bernhardt, “reine de l’attitude, princesse des gestes”

Ik leerde Sarah Bernhardt kennen dankzij Lucky Luke. Later vond ik in een antiquariaat haar autobiografie en las ik over haar in andere bronnen. Die bevestigen vele details van Luke’s avontuur. Morris heeft zich uitstekend gedocumenteerd. Onderweg in de States kocht Sarah inderdaad een walvis, om maar iets te noemen. En de ontdekkingsreis gaat verder. Want Marcel Proust schreef ook over haar, in Op zoek naar de verloren tijd. Daarin heet zij la Berma. “In de zinnen van de moderne dramaturg even goed als in de verzen van Racine wist la Berma weidse beelden van smart, edelmoedigheid en passie op te roepen die haar eigen meesterwerken waren, en waaraan men haar herkende, zoals men een schilder herkent in de portretten die hij maakte naar verschillende modellen.” Proust wijdde vele bladzijden aan la Berma en schreef daarmee een bijzonder ontroerend eerbetoon aan de dramatische kunst.

Over Sarah Bernhardt als heldin bij Lucky Luke, zie de volgende Stripgids.

Op straat

Mme Standish, Proustiaanse muze (foto Nadar)
Mme Standish, Proustiaanse muze (foto Nadar)

Helaas! als het mij onverschillig liet gelijk wie te ontmoeten behalve haar, dan was het voor haar, dat voelde ik, enkel draaglijk om gelijk wie te ontmoeten behalve mij. Tijdens haar ochtendwandeling werd zij begroet door heel wat idioten, die zij ook als dusdanig taxeerde. Maar beschouwde zij hun verschijning niet als een belofte van genot, dan toch als een toevalligheid. En zij hield hen soms staande, want er zijn ogenblikken waarop men de behoefte voelt uit zichzelf te treden, om de gastvrijheid te aanvaarden van andermans ziel, op voorwaarde dat deze ziel, hoe bescheiden en lelijk ook, de ziel van een vreemde is – terwijl ze geërgerd aanvoelde dat ze in mijn hart slechts zichzelf zou aantreffen.

(De verteller van Marcel Proust komt in de problemen, bij het achternalopen van Oriane de Guermantes. En wat een prachtige zin levert dat op.)

Marcel Proust , Le Côté de Guermantes I (Pléiade, 2, p. 442)

Een Belgische koningin in de letterkunde

Vijfenzeventig jaar Koningin Elisabethwedstrijd. Wie schetst mijn verbazing toen ik onze markante vorstin aantrof in À la recherche du temps perdu? In een cruciaal hoofdstuk dan nog.

“En terwijl zijn genodigden zich een weg baanden om hem te feliciteren, te bedanken alsof hij de heer des huizes was, dacht M. de Charlus er niet aan om hen te vragen enkele woorden te richten tot Mme Verdurin. Alleen de koningin van Napels, in wie het zelfde edele bloed leefde als in haar zusters keizerin Elisabeth en de hertogin van Alençon, nam de moeite te babbelen met Mme Verdurin alsof ze veeleer gekomen was voor het genoegen Mme Verdurin te zien dan voor de muziek en voor M. de Charlus, ze was bijzonder vriendelijk tegen de Bazin en bleef maar doorgaan over hoe lang ze al met haar had willen kennismaken, complimenteerde haar met haar huis en sprak met haar over de meest uiteenlopende onderwerpen, alsof ze op visite kwam. Ze had zo graag haar nicht Elisabeth meegebracht, zei ze, (zij die kort daarna prins Albert van België zou huwen), die zou er zoveel spijt van hebben! Zij zweeg toen ze de muzikanten zag plaatsnemen op het podium …”

Mijn geheugen meent te weten dat “nicht Elisabeth” nog elders in het boek voorkomt, ergens waar ze aandachtig luistert naar de sonate van Vinteuil, maar het personenregister duidt slechts één bladzijde aan naast haar naam. Misschien haalt mijn geheugen weer een frats uit.

Marcel Proust, À la recherche du temps perdu. La Prisonnière, (Bibliothèque de la Pléiade, deel 3), p. 751. (provisorisch vertaald door LH)

Zweem

Ik wandel door de tuin, ik kijk in de plassen naar de wolken, omhoog naar de kauwen en de schaduwen van kauwen, de koeien kijken naar mij, het is fris, ik ruik de aarde en het gras – en dan plotseling treft ze me en ik sta stil: de zo lang gederfde, heerlijke, kruidige geur van meidoorn na de regen.
Misschien is het ook wel de meidoorn die me het sterkst bindt aan de boeken van Marcel Proust. Natuurlijk zijn daar mijn helden Charlus, met zijn onovertroffen kennis van het Frans, en Françoise, venijnig op de wijze van Tacitus; natuurlijk zijn daar de moeder en de grootmoeder en Gilberte – maar in mijn herinnering heeft Proust een meesterwerk aan de meidoorn gewijd, meidoorn in de regen.

In memoriam Kamiel Vanhole

Enkele weken geleden werd Kamiel Vanhole in Leuven herdacht. De elektronische uitnodiging maakte herinneringen wakker aan deze beminnelijke schrijver en stadsgenoot, veel te vroeg verdwenen. Niet lang na zijn dood las ik zijn boek Overstekend wild en verbaasde ik me over de manier waarop het wezen van een schrijver bewaard kan worden op de bladzijden die hij schreef. ‘Dat is echt Kamiel,’ dacht ik na elke alinea, ‘het is alsof hij hier bij me in de kamer zit.’ Le style, c’est le fond qui monte vers la surface?

Het doet goed om te weten dat zijn prachtige toneelstuk De nacht van Margaretha nog steeds wordt opgevoerd.

Dit lijkt een week te worden van herinneringen. Daarom hieronder het stukje dat ik in de zomer van 2008 blogde voor Knack, na Kamiels overlijden.

Bij afwezigheid

Er is een draad losgetrokken uit het tapijt, kan dat zoveel verschil maken? Ik vermijd al een aantal weken het boekencafé waar we vorige zomer op het terras zaten en praatten over Proust en Perzië, de romans die anderen geschreven hebben en de boeken die we zelf wilden schrijven. In die goede oude Gambrinus zullen we niet meer samen een koffie drinken, al was dat in april nog moedig afgesproken. Tijdens dat laatste gesprek, bij de voorstelling van De Spoorzoeker in Brussel, hadden we het nog even over een onvergetelijke plaats, de Piazza Santo Spirito. De ene herinnering brengt de andere mee. De première van zijn monoloog De Nacht van Margaretha in Mechelen, een heel mooie tekst. Zijn vriendelijkheid, hartelijkheid. Zijn oranjebruine trui. De beschrijving in Bea van de plaats waar de Zenne onder de grond verdwijnt en hoe dat klinkt alsof er een reusachtig bruistablet in het water wordt geworpen, hoe geslaagd ik die vergelijking vond en dat ik hem dat zei. Het allang verdwenen eethuisje De Rijsttafel in de Tiensestraat, waar ik op een avond alleen at en hij met zijn gezin een verjaardag vierde. De onschuld van alle personages in zijn boeken. De prachtige evocatie van Brussel in De Spoorzoeker. Zijn favoriete voorwerp uit het Antwerpse Volkskundemuseum. Dat ik hem eigenlijk had willen vragen een paar hoofdstukken te lezen waaraan ik werk en me zijn mening te geven. Hoe hij vertelde over zijn vaderlijke trots, dat hij zijn gezin gemist had tijdens een verblijf met een reisbeurs in Montréal. Leuven is anders zonder Kamiel Vanhole.