Twee weken geleden gebeurde er iets ongehoords. Ik zonk neer in de sofa voor de televisie, gewapend met chips en een glas wijn, zoals steeds bereid om het na wat zappen op te geven en naar een boek te grijpen of alsnog een avondwandeling te maken. Toen greep iets mijn aandacht. En meer aandacht. En ik raakte in de ban van het verhaal, de personages, de montage, de decors, de sfeer. Wat ik niet meer verwacht had, vond plaats – ik werd betoverd door een aflevering van een tv-reeks, zoals niet meer voorgevallen was sinds ik, eeuwen geleden, voor het eerst Morse zag. Maar dit keer was het beter. Sherlock. Met Benedict Cumberbatch. En jukbeenderen. En doordringende blikken. En vernietigende opmerkingen, en de klassieke geheugentechniek van renaissance-magiërs. Vorige week zaterdag hoopte ik vurig op een nieuwe aflevering, maar die werd vervangen door een voetbalwedstrijd. Eén intelligente man inruilen voor tweeëntwintig sjotters, not my idea of a good deal. Tot vanochtend hoopte ik dan eindelijk een nieuwe aflevering te kunnen zien, maar eens te meer wordt Sherlock afgevoerd, ditmaal voor drama over de Ronde, nota bene een privé-feestje. En zo blijft het genot stevig verankerd in de toekomst.