‘k Verzwijg mijn henenvaart, om niet te reppen, hoe
gezwind ik nedersteeg, en zonk door negen bogen,
Die, sneller dan een pijl, rondom hun midpunt vlogen.
Het rad der zinnen kan zoo snel niet ommeslaan
In ons gedachten als ik, lager dan de maan
en wolken, afgegleên bleef hangen op mijn pennen,
om ’t oostersche gewest en landschap te onderkennen…
Zo vertelt de engel Apollion hoe hij een kijkje op aarde ging nemen. Voor het eerst sinds de middelbare school lees ik Vondels Lucifer, een vuurwerk van woorden. De allermooiste regel blijft voor mij Lucifers droevige verzuchting: “Wat baat een naam met licht geschreven?”