Verzameldrift

Solon, 'Apollo', Getty Museum
Solon, ‘Apollo’, Getty Museum

Hoe zou Rubens hebben gehouden van deze intaglio in amethyst, toegeschreven aan de steensnijder Solon, die leefde in de eerste eeuw voor Christus en werkte voor keizer Augustus. Lezend over zijn hobby kwam ik in de ban van deze oeroude, verfijnde kunstwerkjes in miniatuurformaat – zelden groter dan een ring of broche. Rubens bezat zelf een aantal topstukken, waaronder twee gesigneerde stenen, van Sostratos en Tryphonius. Plotseling wilde ik net zo passioneel beginnen te verzamelen als de meester. Maar wat? Er is een aanzienlijk verschil in volume tussen de beurzen van schilders en schrijvers – niet zozeer in Rubens’ tijd, wel in de onze. Toch, poederdozen zijn ook charmant.

Een leerzame pagina van het Gettymuseum over antieke stenen.

Dus

Pontormo, verkondiging, Capponikapel, Santa Felicita, Firenze (Foto R. Baldwin)
Pontormo, verkondiging, Capponikapel, Santa Felicita, Firenze (Foto R. Baldwin)

Dus. Een gedachtengang. Ik schrijf over een hedendaags schilder die zich laat inspireren door Jacopo Pontormo. Hij die in het begin van de zestiende eeuw een Verkondiging van de Engel schilderde in de Santa Felicita in Florence. Ik zie Ponte Vecchio voor me, het pleintje vol vespa’s, de kerk zelf. Santa Felicita, dat is toch de vroegchristelijke martelares over wie we ook lazen in de Latijnse les; de tekst over Perpetua & Felicitas? Bewaarden ze daar dan mogelijk een reliek van deze heilige Felicitas? Ik neem mijn onvolprezen Touring Club Italianogids van Firenze uit de kast. Geen relieken, zo verneem ik, maar wel een van de oudste kerken van de stad, vroegchristelijk, cultusplaats van een levendige Grieks-Syrische gemeenschap. Ach zo. L’interno, molto luminoso, consta di un’ unica navata… Meteen zie ik beelden van de kerk voor me, herinner ik me mijn laatste bezoek, toen ik Pontormo’s Verkondiging nog eens wilde bekijken voor mijn vertrek maar me terugtrok omdat er een misviering bezig was. Plotseling word ik vervuld door heimwee. Ik neem een ander boek uit de kast. Verlucht met mooie aquarellen van stadsgezichten, die het heimwee niet stillen. Het boek vertoont foxing (roestbruine vlekjes) op de snede. Ik vraag aan J. of er iets tegen foxing te doen is. Hij zegt dat men niet weet waardoor foxing veroorzaakt wordt, mogelijk door roest van het ijzer in de hamers waarmee vodden tot papier werden geslagen. Er is geen remedie tegen foxing. En ook niet tegen mijn plotseling heimwee naar Italië.

Voortschrijven dus.

Europa

Het moet prettig zijn om langs een kade te wandelen en dit op Ovidius’ Metamorphosen geïnspireerde boegbeeld te ontwaren.

Zie hem, die huid van sneeuw, als sneeuw die niet betreden is
door zware voetstap of door natte zuidenwind ontluisterd;
zijn nek staat bolgespierd, halskwabben hangen zijwaarts af,
zijn horens zijn niet groot, maar zo, dat je zou kunnen denken
dat iemand ze bewerkt had, glanzender dan edelsteen;
zijn voorhoofd heeft niets dreigends en zijn blik niets vreesaanjagends,
zijn kop getuigt van vrede. Agenors dochter is verbaasd
dat hij zo mooi kan zijn, zo helemaal geen vechtlust uitstraalt.
Eerst durft ze hem nog niet te strelen, ook al is hij lief;
dan komt ze toch met bloemen die ze voor zijn blanke bek houdt.
[…]
Zo, langzaam aan, verdwijnt haar angst. Hij steekt zijn borst vooruit
om door haar hand gestreeld te worden; biedt zijn hoorns, die ze
met frisse kransjes tooien mag, en dan, niet wetend wie
hij is, durft de prinses zelfs op zijn stiererug te klimmen!

De driemaster Europa vaart nog rond, met een bemanning van veertien. Lees meer in de afdeling Stories van Maharam.

Ovidius, Metamorphosen, vertaald door M. d’Hane-Scheltema, Amsterdam, 1999, p. 68.

Beloften

De juiste woorden voor een huwelijksbelofte, 1774. Leuven, Universiteitsbinbliotheek
De juiste woorden voor een huwelijksbelofte, 1774. Leuven, Universiteitsbibliotheek

Wees op uw hoede. Indien iemand op Valentijnsdag zou zeggen: “Ik zal geen ander trouwen dan jou,” dan ontstaat er wettelijk noch een verloving, noch een huwelijk. Zegt iemand daarentegen: “Ik trouw geen ander dan jou,” dan constitueert dat wel degelijk een geldige huwelijksbelofte. Performatief taalgebruik, weet u nog? Uit een achttiende-eeuwse universiteitsthesis.

Brief van Briseïs

Ovide Heroides, 16de eeuw, Parijs, BNF
Briseïs als krijgsbuit in een militaire tent. Ovide Heroides, 16de eeuw, Parijs, BNF

Dit heeft Briseïs, geroofd uit jouw tent, eigenhandig geschreven,
zondig ik tegen de taal, ’t is een niet-Griekse die schrijft.
Zie je soms vlekjes, geloof me, die zijn door mijn tranen veroorzaakt;
tranen, een zwijgende spraak, opwegend tegen het woord.
Past het mij wel, een slavin, mijn meester en man te berispen?
Lees dan, mijn meester en man, hier een klein woord van kritiek.
Dat ik zo snel aan de koning ben afgestaan toen hij dat eiste,
dat reken ik je niet aan; toch heb ook jij daaraan schuld.
Want toen ze mij kwamen halen, ben ik aan Talthybius en aan
Eurybates zonder meer, zonder protest afgestaan.
Nog zie ik in beider ogen die blik, zonder woord elkaar vragend:
waar is die liefde waar heel Griekenland lovend van spreekt?

Homerus’ woorden over Briseïs inspireerden Ovidius eeuwen later tot het schrijven van een van zijn Heldinnenbrieven, een bundel gedichten waarin beroemde vrouwen zich tot de mannen in hun leven richten. Het is een verrassend hedendaags idee van literaire voortzetting (denken we maar aan Carol Ann Duffy’s geestige bundel The World’s Wife) en nu ik door de brieven blader, stel ik vast dat Ovidius een bijzonder levendig inzicht had in de vrouwelijke psyche. De metrische vertaling door W.A.M. Peters had naar mijn lekenopvatting wat zwieriger gekund, maar ik ben blij dat ik in mijn boekenkast in elk geval een vertaling aantref.

Ovidius, Legendarische vrouwen [Heroides], vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door W.A.M. Peters, Ambo/Baarn, 1994, p. 33.

Paviljoen

Chinees paviljoen, Laken
Chinees paviljoen, Laken

Wat een meelopers toch, die economisch geïnspireerde denkers. “Waarom overwegen we niet om het Chinees in het secundair in te voeren? Een intellectuele uitdaging zou het zeker zijn. De taal van de wetenschap is het Chinees op dit ogenblik niet, althans niet buiten China zelf. De taal van de huidige wereldheerser is het ook niet. Nog niet. Dat China boomt, bewijzen zowat alle indicatoren.” Dat schreef een buitengewoon hoogleraar dinsdag in mijn krant. China boomt even, wat altijd bijster gemakkelijk is wanneer je kan beschikken over een onbeperkt reservoir aan slaven, en plotseling moeten we de overdracht van Europese cultuur via het Latijn maar gewoon opdoeken? Wacht eens, heb ik vroeger al geen gelijkaardig verhaal over Japan gehoord?

Toen ik voor Mijn België het Chinees paviljoen van Laken bezocht, las ik dat de bouwheer, Leopold II, jarenlang vruchteloos heeft geprobeerd om de Belgische zakenlui in China te interesseren. De vis wilde niet bijten. Nu moet hij blijkbaar in grote scholen oostwaarts zwemmen. Leert de geschiedenis ons dat die gehate Leopold een visionaire economische denker was? Wie weet. In elk geval danken we aan zijn inspanningen een architectonisch juweeltje.

O!

Osip Mandelstam
Osip Mandelstam

Ik ben op zoek naar een boek, omdat daarin de mooiste zin staat over vrieslucht die ik ken. Toen ik vannacht wakker lag, dacht ik aan die zin. Ik wil hem citeren. Ik weet in welk boek hij staat. Ik weet waar het boek zou moeten staan. Alleen, ik vind het boek niet. Waar is het?
Zo gaat het. Ik blader in een ander boek van dezelfde schrijver. En mijn adem wordt afgesneden.

“In welke tijd wil je leven?
Ik wil leven in de gebiedende wijs van het participium futurum, in de lijdende vorm – in het ‘wat zou moeten zijn’.
Zo wil ik ademen. Zo heb ik het naar mijn zin. Er bestaat zoiets als een bereden, een bandieten-, een ruitereer. Daarom hou ik van het voortreffelijke Latijnse ‘gerundivum’ – dat werkwoord te paard.
Ja, het Latijnse genie schiep, toen het jong en gulzig was, die vorm van gebiedende werkwoordsvervoeging als het prototype van heel onze cultuur, en het was niet alleen ‘wat zou moeten zijn’, maar wat ‘prijzenswaardig’ is – laudatura est. – dat waarvan wij houden…”

O. Mandelstam, Reis naar Armenië, uit het Russisch vertaald door K. Warmenhoven, Houten, 1991, p. 57.

Spreekwoorden

Wie had gedacht dat Erasmus’ Adagia zulke boeiende lectuur zouden blijken te zijn? Veel meer nog dan een spreekwoordenverzameling – al prettig op zich – is dit een bundel columns, kleine geschiedenislessen over de oudheid, humoristische anekdoten en persoonlijke beschouwingen van een sprankelende intellectueel. In de heldere en zwierige vertaling van Jeanine De Landtsheer een waar genot om te lezen.
De duistere aspecten van het leven in de oudheid worden overigens niet met de mantel der liefde bedekt, getuige daarvan de verklaring bij het spreekwoord Wie een kalf heeft gedragen, zal een stier dragen.
“Blijkbaar is dit spreekwoord in een bordeel ontstaan, maar het kan gemakkelijk op een fatsoenlijker manier worden gebruikt, indien we eronder verstaan dat wie in zijn jeugd met kleine misdrijfjes vertrouwd was, als man veel zwaarder misdaden zal begaan. In de fragmenten van Petronius Arbiter luidt het: ‘Ik stond versteld en ik verzekerde dat een jongen als Giton, de deugdzaamheid in persoon, zijn lusten niet zou kunnen bevredigen en dat het meisje niet oud genoeg was om de wet, die onderwerping vraagt van vrouwen, te aanvaarden. “Dus,” zei Quartilla, “is ze nog jonger dan ik toen ik me aan een man onderwierp? Juno, mijn beschermvrouwe, mag haar woede over me uitstorten indien ik me kan herinneren dat ik ooit maagd ben geweest. Want als peuter werd ik al misbruikt samen met mijn leeftijdgenootjes en daarna heb ik in de loop der jaren mezelf aan oudere jongens toegewijd, tot ik mijn huidige leeftijd bereikte.” Ik geloof dat hieruit het gezegde is ontstaan dat wie een kalf heeft gedragen, een stier zal dragen.’
Het is zeker niet dwaas om de uitdrukking in verband te brengen met de krachtpatserij van Milo van Croton. Hij kweekte de gewoonte om dagelijks een bepaalde afstand af te leggen met een kalf op zijn schouders; toen het tot een stier was opgegroeid kon hij die zonder problemen torsen. Het spreekwoord geldt dus voor mensen die zich geleidelijk wennen aan de moeilijkste opgaven.”

Desiderius Erasmus, Spreekwoorden. Adagia, vertaald en toegelicht door Jeanine de Landtsheer, Amsterdam, 2011, p. 49-50.

X-treem

Vappa vilissima

Zonder twijfel het grappigste Latijnse boekje op mijn rek: Henry Beard, X-treme Latin. All the Latin You Need to Know For Surviving the 21st Century, Londen, 2004.

Bijt van u af, neem deel aan realityshows, schrijf actuele bestsellers, zing countryhits, allemaal in de taal van Catullus. Go ahead, punk, make my day – Age, catamite, fac mihi hunc diem felicissimum!

Hopus

Wat krijgen we nu? Staat hier echt het woord Cerevisae? En: terrae fructus hominisque studium? Vrucht van de aarde en van mensenlabeur. Om de een of andere reden verwachtte ik geen Latijn op het etiket van een bierflesje, dat net samen met een zakje chips in de nachtwinkel was aangekocht. Brutus amarus flavusque – pure poëzie, dat “straf, bitter en blond”. (Straf, wat een mooie en ietwat onverwachte vertaling van het woord brutus.) Potius bibendum est ante, meldde de achterkant nog, Tenminste houdbaar tot. En vijf hoppen, dat vertaal je als V lupuli, leerde ik (ja, Caesar, Livius en Tacitus hadden het nu eenmaal nooit over de ingrediënten, de compositio van bier, op mijn middelbare school). Het leek alsof ik het een Romeinse soldaat hoorde bestellen, in de kantine van een noordelijk castrum, circa het jaar 200: Commilito, geef mij maar een Hopus.