Antiek modern

Quintus Ennius (Museo della Civiltà romana, Rome)

De oude Romeinse dichter Ennius heb ik leren kennen dankzij Nicolaas Rockox. De burgemeester en zijn vrienden vormden een club van literaire fijnproevers, waar men Ennius citeerde alsof het niets was. Zulke burgemeesters maken ze niet meer.Tiens, dacht ik, een naam die we nooit in de Latijnse les zijn tegengekomen. Zijn werk is maar in stukken en brokken bewaard, niet de schuld van de middeleeuwse monniken in hun scriptoria maar van de oudheid zelf. Vincent Hunink heeft een Nederlandse vertaling gemaakt, in een toegankelijke uitgave. Ik lees en geniet. Hier en daar een handvol verzen. Een glimp, een schittering. Ennius kwam uit Zuid-Italië en groeide drietalig op: zijn moedertaal was Oscisch, daarbij voegden zich Grieks en het Latijn van Rome. Hij moet een talengenie zijn geweest, want hij, de buitenstaander, maakte Latijn tot een bloeiende cultuurtaal, gevat in de statige Griekse hexameter. Meer dan de klassieke auteurs die we op school lazen beleefde hij plezier aan zijn talenknobbel: ik zie woordspel, alliteratie, een soort zonnige uitbundigheid. Die rare archaïsche vormen ogen in zijn verzen op de een of andere manier vertrouwd, ‘romaans’, als een meer instinctieve vorm van Latijn. ‘transnavit cita per teneras caliginis auras’ – ‘doorzwom gezwind de dunne vlagen van het donker’ – kijk, dat vind ik een stralende regel. Je ziet de zwarte wolkenflarden voor je. ‘hastati spargunt hastas; fit ferreus imber’ – ‘gespeerden strooien speren; ijzer regent neer’. Ergens heeft Ennius zichzelf ‘het oude renpaard’ genoemd. Hij was een volbloed, zoveel is zeker. En hij wist paarden prachtig te beschrijven, alweer in vurige glimpen. Fragmenten van het hoogste literaire niveau, vaak maar een zinnetje lang: dat noem ik nog eens ideale vakantieliteratuur.

Quintus Ennius, Annalen, bezorgd en vertaald door Vincent Hunink, (Bibliotheca Latina Archaica, 2), Uitgeverij Voltaire, ’s Hertogenbosch, 2006.

Alicia

Mijn maandagen staan in het teken van Alice, of, in de Latijnse versie, Alicia. Aliciam iam incipiebat taedere iuxta sororem suam in ripa sedere nec quidquam habere quod faceret … Terwijl we vertalen, bekijken we de prachtige illustraties van Anthony Browne, geïnspireerd door René Magritte. Maar in 1903 verfilmde Cecil Hepworth het boek al op een schitterende manier. O, de hertogin wier baby in een big verandert! O, de stok kaarten! En zo begin ik na te denken over de kinderen die deze film zagen in het begin van de twintigste eeuw. Welgestelde kinderen uit Londen of kinderen in verre mijnwerkersdorpen?

Terra mirabilis

Ah, de Britten, en hun goede gewoonte om kinderboeken van verhelderende kaarten te voorzien! Wie achter het witte konijn met de roze ogen aanloopt (voor de liefhebbers: cuniculus albus oculis rubeis) hoeft niet, zoals Alice eertijds, hopeloos te verdwalen.

L. Carroll, Alicia in Terra Mirabili, Latine redditus ab C. Harcourt Carruthers, Londen, 1994.

Zondags

De bruiloftsgod vertrekt van hier in zijn saffranen
Gewaad, door d’ope lucht naar ’t rijk der Tracianen …

Aldus Vondel naar Ovidius. In de krokus vang ik een glimp op van hoe zo’n saffranen bruiloftsgewaad er uit zou kunnen zien.

Herscheppinge

Orpheus op aardewerk
Orpheus op aardewerk

Ik hoorde honden bassen. Ja, wanneer ik in de Kempen rondwandel, hoor ik bassen, elders hoor ik blaffen. Ik dacht even na over dit oude woord, dat, zoals ‘muzzen’, ‘stoefen’ en ‘stoeberen’ (maar ook ‘reclameren’ en ‘rouspeteren’), hoort bij mijn kinderjaren. Waar komt dat vandaan, ‘bassen’?

De afgelopen week was ik plotseling het verzameld werk van Vondel kwijt. Zoiets kan gebeuren. Een boekdeel met waterschade. Niet meer op de vaste plaats in de kast. Overgebracht naar het ouderlijk huis? Nadat ik de honden heb horen bassen, vind ik het boek inderdaad terug, en ik besluit eens na te lezen wat Vondel daarvan maakte, van Ovidius’ ontroerende verhaal over Orpheus en Eurydice. Want Vondel, zo vernam ik onlangs met voorpret, heeft de Metamorfosen vertaald tot de Herscheppinge. En die vertaling lezen, dat wordt wellicht herbronnen in moedertaal, pootjebaden in virtuositeit.

Ik koom niet neergedaald in dees duisternis / Het onderaardse rijk bespieden, en verrassen, / En uwe hellewacht den hond verbiên te bassen, / Met zijn drie hoofden, ruig van slangen, uit Meduis / Gesproten …

Vondel zou mijn Kempens dialect begrijpen, dat is toch wel een heerlijke gedachte.

Zijn mooist vertaalde regel? ‘Ontweef d’ ontijdigheid des doods van Euridies’ – trouw aan het origineel en prachtig pittig Nederlands.

Tedere zorg

Ovidius, toegankelijk gemaakt door R. Lenaers S.J.

Het vervult me tegelijkertijd met heimwee en gemoedsrust, dit boekje ten behoeve van scholieren die Ovidius beginnen te lezen. “Metamorphoses. Het werk blijft nog ten hedendage de lezer boeien door: 1. De frisheid van de taal, vol fijne opmerkingen; 2. de echtheid en diepte van de  gevoelens der personages; 3. de elegantie en muzikaliteit die Ovidius in zijn hexameters weet te leggen. – Wegens de eisen van het dichterlijke genre bevat het een aantal eigenaardigheden inzake vormleer, syntaxis, stijl en vocabularium, waarvan de voornaamste volgen op blz. 8-14.”

Kijk, daar heeft men iets aan. En zo kan ik, geleid door een ervaren hand, mijn geluk nog eens beproeven in het vertalen van de aangrijpende verzen over Orpheus en Eurydice. Haec est domus ultima, dit is het laatste huis…

Driekoningen

Anna Maria Siceram excud.

Ooit vond ik op de rommelmarkt deze sympathieke prent. Een eenvoudige voorstelling van de drie koningen die geschenken aanbieden in Bethlehem, gegraveerd door een zekere Anna Maria Siceram. Dat de kunstenaar een vrouw was, sprak me aan. Intussen verzuim ik al jaren om meer over haar op te zoeken. Het versje luidt:

Sume Iesu auri dona,

Sume thura mente pronâ,

Manus aromaticum;

Quando Nili ad fluenta

Nocte fugies cruentâ,

Erit hoc viaticum.

Wat je een lekkere trochaeische dreun zou kunnen noemen. Neem dan Jezus gouden gaven/wierook om de ziel te laven/ mirre in de hand/Als je naar de Nijl moet vluchten/in die nacht vol bloed en zuchten/ zij dit proviand.

(Met dank aan Gonda Lesaffer voor uitleg bij de vertaling.)

Hoc volo

Net wanneer je het ene uiteinde van het spectrum hebt bereikt – de gedachte dat al die Romeinen stugge en zelfingenomen mannen waren met, in de onvergetelijke woorden van een vriendin, “koppen als kasseien” – dan stuit je weer op vier regels die naar het hart van elke schrijfster en schrijver gaan:

Laudat, amat, cantat nostros Roma mea libellos,

meque sinus omnes, me manus omnis habet.

Ecce rubit quidam, pallet, stupet, oscitat, odit.

Hoc volo: nunc nobis carmina nostra placent.

Ik word geloofd, geliefd, gelezen in heel Rome.

Mijn bundel wordt door man en vrouw ter hand genomen

met blozend, bleek, verbaasd of met verveeld gezicht.

Net goed! Met die bedoeling heb ik het gedicht.

Martialis dus. Epigrammata VI, 60. En voor dat soort fonkelingen blader ik graag door een handboekje van de middelbare school.

P. Claes/G. Lesaffer, De dansende faun. Topmomenten uit de Latijnse literatuur, Leuven, 1989.

Geleerden

Is het serendipiteit wanneer een in de badkamer rondslingerend tijdschrift een gedicht over Catullus blijkt te bevatten? De Mededelingen van het Wijsgerig Gezelschap dan nog! William Butler Yeats consacreerde het romantische beeld van de dichter, Jan Eijkelboom vertaalde:

De geleerden

Kale hoofden, hun zonden vergeten,

Oude, geleerde kale hoofden vol respect,

Bewerken en annoteren de regels

Die jongemannen, woelend in hun bed,

Bijeenrijmden in wanhoop en liefde,

Om schoonheids onwetend oor te gerieven.

Allemaal schuifelen ze daar, hoesten in inkt;

Allen verslijten met hun schoenen het karpet;

Alleen denken wat elk ander vindt,

Allen kennen de man die hun buurman kent.

Heer, wat hadden ze te vertellen

Als hun Catullus aan zou bellen?

Catullus

Catullus uit Verona

Catullus herlezen is beseffen dat ik me mijn leven moeilijk zonder de impact van deze dichter kan voorstellen. Na jaren van historische verslagen en Romeins patriottisme van vroede vaderen deed Gaius Valerius Catullus zijn intrede in het klaslokaal als een popster, iemand die een taal sprak die tieners konden begrijpen.  Recht naar het hart. Misschien is er inderdaad geen betere leeftijd dan zestien om deze gedichten te leren kennen.