Canon in Coronatijd

matblindevlekklein

De Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde lanceert vandaag om 11 uur de nieuwe canon van de Nederlandse Letteren, met stevige aandacht voor het Vlaamse perspectief. Ik kijk er naar uit. Zoals het keuterboertje uit Oostrozebeke of Zichen-Zussen-Bolder zich honderd jaar geleden overweldigd kon voelen door de glorie en de arrogantie van de Franse letterkunde, zo kan de hedendaagse lezer uit het oog verliezen dat er nog iets anders bestaat dan Angelsaksische bestsellers, gepromoot door The Guardian. Maar lees je Gilliams, of Bloem, of Streuvels, of Michiels, dan merk je dat er in het Nederlands boeken geschreven zijn die staan als piramiden en kathedralen; dat ons Nederlands een prachtige, rijke taal is met een wonderlijke geschiedenis. En dan dat gedicht van Hadewych, over de hazelaar die durft te bloeien in de winter!

Roos en korenbloem

DSC02767Rouwen heeft zijn zachtaardige kant. Mensen schrijven mooie berichten. Mooie brieven vallen in de brievenbus. Mensen bakken een quiche met asperges en zetten ze, geheel volgens de quarantainemaatregelen, af op de terrastafel. Ze brengen boeketten mee uit eigen tuin, rabarber, aardbeien, jonge sla. “Uit de couche,” familieuitdrukking, ik hoor het mijn grootvader ook nog zeggen. Of ze schenken je een mooi boek uit hun flora-collectie, en bloemenzaad. Blue boy korenbloemen. Ik kijk ernaar en herinner me opeens met een schokje dat mijn mevrouw Renaissance ook van korenbloemen houdt. Vroeger schreef ik verhalen. Juist ja, zo zat het.