De Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde lanceert vandaag om 11 uur de nieuwe canon van de Nederlandse Letteren, met stevige aandacht voor het Vlaamse perspectief. Ik kijk er naar uit. Zoals het keuterboertje uit Oostrozebeke of Zichen-Zussen-Bolder zich honderd jaar geleden overweldigd kon voelen door de glorie en de arrogantie van de Franse letterkunde, zo kan de hedendaagse lezer uit het oog verliezen dat er nog iets anders bestaat dan Angelsaksische bestsellers, gepromoot door The Guardian. Maar lees je Gilliams, of Bloem, of Streuvels, of Michiels, dan merk je dat er in het Nederlands boeken geschreven zijn die staan als piramiden en kathedralen; dat ons Nederlands een prachtige, rijke taal is met een wonderlijke geschiedenis. En dan dat gedicht van Hadewych, over de hazelaar die durft te bloeien in de winter!
De KANTL telt 8 vrouwen en 22 mannen. Daar is nog ruimte voor verbetering.
Duly noted!
Ik ben blij dat een van mijn lievelingsboeken (het dwaallicht) erin staat, dat er vrij veel dichtbundels instaan (doorstaan goed de tand des tijds) en dat er verschillende werken instaan die ik nog niet ken en dus kan ontdekken.
Iets zegt me overigens dat de 8 vrouwen goed hun mannetje hebben gestaan!
De 8 vrouwen doen hun best. En het mooie is dat er in de canon voor mij ook nog veel moois te ontdekken valt. Een canon is een handige kaart van de snelwegen, de wondermooie slingerpaadjes kun je altijd zelf blijven ontdekken.
Zoals dikwijls weer de nagel op de kop, Leen. Ik las vorige week “Karel en Elegast” van Felix Timmermans, in de kast van mijn nonkel gevonden. Wat kan een mens zeggen van dat kortverhaal: waardevol en het geeft inzicht, diepte. Daar komen wij vandaan. XX AM
Merci Anne-Mie. Ik stond helemaal versteld bij het herlezen van ‘Elias’ en ‘Leven en dood in de ast’. Schitterende boeken.