Zwart diner

“De zwartgedrapeerde etkamer kwam uit op een tuin die voor deze gelegenheid een metamorfose had ondergaan; de paden waren met houtskool bestrooid, het vijvertje had nu een zwart basalten rand en was met inkt gevuld; de heesterplantsoenen waren opnieuw beplant met cipressen en dennen. Het eten werd geserveerd op een zwart altaardoek, versierd met mandjes viooltjes en scabiosa; kroonluchters wierpen een groen schijnsel over de tafels en in kandelaars flakkerden kaarsen.

Terwijl een verborgen orkest rouwmarsen speelde, werden de gasten bediend door naakte negerinnen, die enkel muiltjes en kousen droegen, van zilverstof, waarop tranen geborduurd waren.

Men had uit zwartomrande borden gegeten: schildpadsoep, russisch roggebrood, rijpe olijven uit Turkije, kaviaar, gedroogde kuit van de harder, gerookte bloedworst uit Frankfurt, wildbraad opgediend in drop- en schoensmeerkleurige sausjes, puree van truffels, amberkleurige roompralines, pudding, bloedperziken, druivengelei, moerbeziën en zwarte kersen. Uit donkergetinte glazen had men gedronken …”

Geïnspireerd door het beroemde zwarte diner van Des Esseintes voorzagen de attente gastvrouwen van de Warande zwarte hapjes na de lezing van donderdag in het Turnhoutse begijnhof. Zeer toepasselijk, aangezien de bedenker van Des Esseintes en het zwarte diner, Huysmans, Turnhout kende en bovendien uitgebreid ter sprake was gekomen in de lezing. Zoutig zeewier, olijven, zwarte marsepein en drop, en een glas cava met zwarte wodka om de keel te verfrissen. Mijn dank!

J.-K. Huysmans, Tegen de Keer, vertaald en met een nawoord van Jan Siebelink, Amsterdam, 2011, p. 43-44.

Foto via Miss Pandora.

Turnhoutse hermitage

 “Als ik de middelen had, zou ik zoals Jean des Esseintes het huisje helemaal en uitsluitend inrichten naar mijn behoeften en wensen. Weet je nog, de muren van zijn bibliotheek waren bekleed met oranje marokijnleer en indigo lak, een ander vertrek was ingericht als een kajuit en de badkamer als de werkplaats van een parfumeur? Hij noemde zijn droomhuis in Fontenay zijn Thebaanse hermitage.”

Het deed me wonderlijk veel genoegen, dat Anne-Mie Van Kerckhoven zich door deze zin uit Genius Loci liet inspireren om twee ruimtes in het Turnhoutse Begijnhofhuisje 21 van kleur te voorzien.

Fashionista

Koorgestoelte, Sint-Catharinakerk, Hoogstraten

“Later, toen hij het nodig vond de zonderling uit te hangen, had Des Esseintes ook zijn woning op opzichtige en bizarre wijze gemeubileerd. … Ten slotte had hij een hoge kamer laten inrichten om er zijn leveranciers te ontvangen. Deze kwamen binnen en gingen naast elkaar zitten in koorstoelen; dan besteeg hij een indrukwekkende preekstoel en hield een preek over het dandyisme, waarbij hij zijn schoen- en kleermakers op het hart drukte zich zo precies mogelijk te schikken naar zijn herderlijke brieven wat betreft de snit van zijn kleren en hen dreigde met geldelijke excommunicatie als ze niet letterlijk de instructies opvolgden die deze vermaningsbrieven en bullen bevatten.”

J.-K. Huysmans, Tegen de keer, vertaald en met een nawoord van J. Siebelink, Amsterdam, 2011, p. 43.

Genius loci

Begijnhof, Turnhout

“Daar de vrouw echter soms langs het huis moest lopen om bij een schuurtje te komen waar het hout lag, wilde hij vermijden, als zij voorbij het raam kwam, dat haar silhouet hem zou tegenstaan. Hij liet daarom een kostuum voor haar maken van Vlaamse grove, zijden stof, met een wit kapje en een brede, zijden capuchon die op haar schouders hing, zoals de begijnen die nog steeds dragen in Gent. Als een glimp van haar kap in de schemering langs hem heen ging, kreeg hij het gevoel in een klooster te zijn. Hij moest dan aan die stille, vrome dorpjes denken, die doodse wijken, ingesloten en weggestopt ergens in een drukke en bedrijvige stad.”

Aldus estheet Jean des Esseintes, in zijn kluizenaarswoning van Fontenay, nabij Parijs. Diens schepper, Parijzenaar met Laaglandse wortels Joris-Karl Huysmans, putte uit reis- en familieherinneringen voor deze vluchtige evocatie van begijnhoven. Hij had een oudtante die op het begijnhof in Turnhout woonde. Het lijkt me een mooi voorbeeld van poëtische humor, dat de ultieme decadente roman van de negentiende eeuw mede geïnspireerd is door het grensstadje uit mijn kinderjaren.

J.-K. Huysmans, Tegen de keer, vertaald en met een nawoord van J. Siebelink, Amsterdam, 2011, p. 51.

Tegen de keer

Paris 6e, Rue Huysmans

“Het is Vlaams, rauw en hard,” hoorde ik een criticus zeggen over een film. Die drie woorden komen vaak samen voor. Zelden heb ik iemand horen verkondigen: “Het is Vlaams, verfijnd, welhaast overgevoelig.” We moeten wel een zeer beperkt beeld van Vlaanderen hebben, als we de daar ontstane kunstwerken alleen maar kunnen waarderen indien ze in verband te brengen zijn met bruutheid en primitivisme.

Het is dan ook een wonderlijke verademing om, voor de derde keer in mijn leven, Huysmans’ Tegen de keer te lezen. Ja, het is een boek over decadentie; het is vindingrijk subversief, elitair, venijnig geestig en soms ook een tikje ongewild grappig. Ik neem aan dat dit het soort boek is waarmee je de bokken van de schapen zou kunnen scheiden – zij die beweren van kunst te houden, maar eigenlijk enkel geven om fraai verpakte welzijnswerkerpraatjes, verkavelingsdrama’s en kalenderwijsheden, plus carrièremogelijkheden – en zij die bereid zijn een ontdekkingstocht te ondernemen.

Natuurlijk, sommige zaken blijven vreemd: hoofdpersoon Des Esseintes is bijvoorbeeld wel erg neurotisch, en wekt al peinzend de indruk dat men door en door neurotisch of anderszins ‘ziek’ moet zijn om originaliteit en verfijning te bereiken. Dat lijkt mij persoonlijk ook naar het cliché te neigen.

Hoe dan ook ben ik Huysmans dankbaar. Hij is actueler dan ooit.

Vlaams, verfijnd, welhaast overgevoelig? Dan denk ik plotseling spontaan aan Max Elskamp, maar ook aan Maurice Gilliams.