Oogsten in november

mispel

Als de hele herfst werd gedistilleerd tot zijn essentie, dan zou dat deze dag kunnen zijn: grijs, nevelig, regen, scharlaken en oker gebladerte in de verte. De tuin inwandelen om mispels te oogsten lijkt plotseling wild romantisch. En er vallen vast heel wat vernuftige vergelijkingen te puren uit deze vruchten, die rijpen door de vorst. De buurmannen maken er confituur mee, ik streef naar chutney.

Verzameldrift

Solon, 'Apollo', Getty Museum
Solon, ‘Apollo’, Getty Museum

Hoe zou Rubens hebben gehouden van deze intaglio in amethyst, toegeschreven aan de steensnijder Solon, die leefde in de eerste eeuw voor Christus en werkte voor keizer Augustus. Lezend over zijn hobby kwam ik in de ban van deze oeroude, verfijnde kunstwerkjes in miniatuurformaat – zelden groter dan een ring of broche. Rubens bezat zelf een aantal topstukken, waaronder twee gesigneerde stenen, van Sostratos en Tryphonius. Plotseling wilde ik net zo passioneel beginnen te verzamelen als de meester. Maar wat? Er is een aanzienlijk verschil in volume tussen de beurzen van schilders en schrijvers – niet zozeer in Rubens’ tijd, wel in de onze. Toch, poederdozen zijn ook charmant.

Een leerzame pagina van het Gettymuseum over antieke stenen.

Linten

Herderinnen en nimfen in een oud sprookjesachtig Gallië kunnen maar één soort blauwe linten dragen, had Eric Rohmer goed begrepen. En soms treft men het juiste aristocratische blauw ook aan op de gemarmerde schutbladen van een boek.
Nimf-1

Het boek: Perse, Satires, texte établi par A. Cartault, Parijs, 1920. Mogelijk een van mijn laatste vondsten in antiquariaat Procopius, dat eind deze maand de deuren sluit.

Pastorale

A. van Dyck, P. de Jode, Geneviève d'Urfé, 1645
A. van Dyck, P. de Jode, Geneviève d’Urfé, 1645

Welaan dan. Ik ontdek een schitterend boek uit 1910, geschreven door een zekere kanunnik Reure. Een biografie van Honoré d’Urfé, de zeventiende-eeuwse Franse schrijver van de roman L’Astrée. Honoré d’Urfé was bovendien, zo blijkt uit Reures stamboomonderzoek, de oom van Geneviève d’Urfé, aan lezers van deze blog al enigszins bekend door een moordzaak.

En het geluk lacht me toe. Eric Rohmer heeft L’Astrée verfilmd. Eindelijk nog eens een film op mijn verlanglijstje. Een regisseur die de originaliteit heeft om een zeventiende-eeuws boek als inspiratiebron te kiezen, beneemt me haast de adem. Stel je voor dat een Nederlandse regisseur een stuk van tijdgenoot Vondel zou gaan verfilmen.

astree

Herders, herderinnen en nimfen die over platonische liefde praten in een sprookjesachtig oud Gallië. Het klinkt plotseling zo fris en nieuw. Alle andere invalshoeken hebben we immers al gehad.

En mijn associatieve woordenlijst groeit. Pastural, peinture, peintural, pastorale.

Moord te Brussel, nogmaals

peintural
Peintural

Goed. Tweeëndertig jaar na de feiten bekende Pastural op zijn sterfbed dat hij de moordenaar was van de hertog van Croy. De hertog werd in zijn Brusselse woning doodgeschoten op de avond van de negende november 1624. Pastural was toen een page. De arrogante hertog had hem ooit een oorveeg gegeven, de tiener wilde wraak. Zijn uitleg is wat beknopt. Het gerechtelijk dossier wijst in een andere richting. En het ruikt ook naar olieverf. Een andere belangrijke verdachte/medeplichtige was een leerling van Rubens.
De zaak houdt me steeds meer bezig. Deze vrachtwagen in mijn buurt biedt de ideale versmelting van de begrippen Pastural en peinture. Zo droomt men dan met open ogen.

De ‘volumineuse farde de procédure qui repose aux archives du conseil de Brabant’, bevindt zich, zo meldt mij een uitmuntend historicus van de zeventiende eeuw, in het gezelschap van talrijke dossiers die “honderden schrijvers van historische romans” zouden kunnen inspireren. Aanbevolen lectuur, voor wie de handschoen wil opnemen: J. Nauwelaers, Drames et comédies judiciaires du passé.

Hoe het zit!

Margje-1
Een hilarisch boek, deel 1 van deze trilogie: De wind waait weg…, door Margje Toonder, schoonzus van. Benarde oorlogsomstandigheden in Nederland, gelapte broeken, gestopte kousen, luchtalarm en voedseltekort; en een vrouw die er zich met humor door probeert te slaan. Delen 2 en 3 (geplande titels: En de wolken branden… ; Als de sterren zingen…) zijn helaas nooit verschenen.
Margje-2

Margje Toonder, De wind waait weg…, Strengholt, Amsterdam, 1942.

Post scriptum: een alerte lezeres wees me erop dat deel 2, En de wolken branden, wel degelijk is verschenen. Een andere alerte lezeres achterhaalde dat Margje Toonder naderhand beeldend kunstenaar is geworden.

Entrepreneur in Packard te Brussel

In 1973 speelde Fud Candrix op Jazz Middelheim. In een interview vertelde hij: “Dat ik orkestleider ben geworden heb ik eigenlijk te danken aan een van Brussels kleurrijkste figuren, de Olympische zwemkampioen Martial Van Schelle. De man, die in de tweede wereldoorlog als spion door de Duitsers zou gefusilleerd worden, reed in die tijd door Brussel in een grote open Packard die hij had meegebracht na een van zijn vele reizen door Amerika. Zijn grote liefde voor de Verenigde Staten ging gepaard met een even grote liefde voor jazz. Hij had te Brussel een grote sportwinkel en toen ik daar op een mei-dag van 1935 voorbijliep, riep Martial mij binnen.
– Legerdienst gedaan? Wat doe je nu?
– Voorlopig niets.
– Ik open volgende week in Oostende een nieuwe danszaal, met bad, het “Lac aux Dames”. Tracht tegen die tijd een orkest bij elkaar te krijgen van tien man…
Het orkest werd gekleed in witte tuxedo’s, het werd “Orchestre Blanc” genoemd en het werd een groot succes. De zomermaanden speelde het te Oostende, de wintermaanden in “L’Heure Bleue” te Brussel.”

Dit puzzelstukje aangaande Martial Van Schelle drukte me vandaag opnieuw met de neus op de feiten: indien hij niet op zijn drieënveertigste vermoord was door de nazi’s in Breendonk, had hij een van de grote naoorlogse Belgische zakenmannen kunnen worden. En een ware mecenas.

(Met dank aan David Deroy)

Psychische krachten

Wat me jarenlang frappeerde in de berichtgeving over Belgacoms bestuurder was de nadruk op zijn behoefte aan persoonlijke assistentie, aan bemoedering als het ware. Vandaag lees ik in De Tijd eindelijk meer over de achtergrond van deze nood. En dat herinnert me aan een artikeltje dat ik een paar jaar geleden postte, over mijn favoriete Henegouwse geschiedschrijver. (Jean Froissart kunnen we beschouwen als een cultureel Belgisch kroonjuweel dat de Fransen ons moeiteloos hebben ontfutseld, getuige het feit dat ik vergeefs zocht naar een recente Belgische uitgave van zijn werk.)

Blois en Sohier/Bellens en Fagard

Jean Froissart ontvangt bezoek aan zijn schrijftafel

De krantenberichten over de komedie Bellens/Fagard zouden een nietsvermoedende lezeres nog doen besluiten dat machtige mannen sukkels zijn. Blijkbaar laten ze zich als kinderen leiden door een surrogaatmoeder of surrogaatechtgenote die alle praktische problemen uit de weg ruimt, i.e. door een directiesecretaresse. Kroniekschrijver Jean Froissart leerde me dat dezelfde psychische krachten al aan het werk waren in de veertiende eeuw, niet in een demo- of particratie met politiek benoemde CEO’s en hun personeel uit de lagere echelons, maar in een aristocratie met edellieden en hun bedienden.  ”De graaf van Blois had een kamerknecht, die men Sohier noemde. Hij was afkomstig uit de stad Mechelen, en de zoon van een arme lakenwever. Die Sohier had zoveel invloed op de graaf van Blois dat door hem alles gebeurde en zonder hem niets gebeurde. En de graaf van Blois had hem al meer dan vijfhonderd francs gegeven, cash of als erfenis. Zie nu het grote onheil en hoe sommige heren geleid worden. In die Sohier viel verstand noch voorzichtigheid op te merken, hij richtte zich uitsluitend op de dolle grillen van de heer die hem had verrijkt; net zoals de hertog van Berry toen Také Thiebault had, een waardeloze kerel, aan wie hij verschillende keren de som van wel tweehonderdduizend francs gegeven had, allemaal verloren. Als die Sohier had gewild, en daar is geen verontschuldiging voor, dan zou het voorstel van de hertog van Touraine bij de graaf van Blois niet in goede aarde zijn gevallen;  maar hij […] fluisterde zijn meester in, en intrigeerde zodanig, dat de graaf zijn graafschap te koop stelde na zijn dood voor tweehonderdduizend francs. […] Er was niemand van zijn adviseurs bij dan Sohier, die nooit naar school was gegaan en niet kon lezen; en hij zette alles naar de hand van de koning en de hertog van Touraine.”

Jean Froissart, Les Chroniques, in Historiens et chroniqueurs du Moyen-Age, (Bibliothèque de la Pléiade, 48), p. 866.