Poseren voor je portret

Samuel Pepys (1633-1703)

1. Bij meester Saville
“Mijn vrouw en ik vanmorgen naar de schilder, waar ze voor de laatste keer zat en ik assisteerde en hem nog wat kleine dingetjes liet doen, zodat haar schilderij me nu buitengewoon zal bevallen, denk ik. En daarna kwam haar kleine zwarte hondje bij haar op schoot zitten en die werd ook geschilderd, waar we plezier om hadden.” Londen, 31 december 1661.
“Vanmorgen (na mijn muziekles met mr. Berkenshaw) met mijn vrouw naar Saville de schilder, waar we heel lang zijn gebleven om haar schilderij te laten bijwerken; en eindelijk begint het heel goed te lijken, en volgens mij is het goed gedaan. Maar de schilder, al is hij een brave borst, weet naar mijn mening niks over het maken van schaduwen – want we hadden een heel lang gesprek en ik werd bijna boos toen ik hem zo dom hoorde praten.” 28 januari 1662.
2. Bij meester Hayls
“Met mijn vrouw naar Hayls, waar ik nog steeds oneindig blij ben met het portret van mijn vrouw. Ik heb hem er £ 14 voor betaald, en 25 shilling voor de lijst, en het lijkt me geen stuiver te veel voor zo’n goed schilderij. Het is nog niet helemaal klaar en droog, zodat het nog niet mee naar huis kan. Vandaag begon ik met zitten, en ik geloof dat hij een zeer fraai portret van me gaat maken. Hij belooft me dat het net zo goed als dat van mijn vrouw zal worden, en ik zit zo dat het vol schaduwen wordt, en ik verrek m’n nek zowat bij het over m’n schouder kijken voor de houding waarin hij me wil schilderen.” 17 maart 1666.
“Naar Hayls en daar zat ik bijna tot het helemaal donker was terwijl hij werkte aan mijn kamerjas, die ik heb gehuurd om erin afgebeeld te worden – een Indiaas kledingstuk, en ik heb alle reden om te geloven dat hij er mooi op komt te staan.” 30 maart 1666.

(Uit het dagboek van de Britse marinebeambte Samuel Pepys, zonder twijfel het meest omvangrijke, eerlijke en onbevangen egodocument van de zeventiende eeuw. Meester Hayls mag dan al een prima portret hebben gemaakt, het valt in het niet bij Pepys’ zelfportret in woorden. Toen hij omwille van zijn verslechterende ogen in 1669 moest ophouden met schrijven, vond hij dat “bijna hetzelfde als mezelf in het graf zien afdalen”.)

Worstenbollen en appelbroden

Verloren maandag, een Antwerpse traditie. In Leuven is het even zoeken naar de gepaste lekkernijen voor deze dag, appelbollen en worstenbroden. De flamboyante bakkersvrouw beseft dat ik om een welbepaalde reden in haar winkel sta. “Mijn vader was bakker in Limburg,” zegt ze, “hij maakte regelmatig worstenbroden met vers gehakt. Hier maken ze die zo lekker niet, met cervelaat.”
Ons gesprek over lokale specialiteiten herinnert me plotseling aan een sinds lang niet meer geproefde versnapering: de goudgele eierkoeken van bakkerij Lanslots op de Molenzijde in Merksplas.
Verloren maandag zou komen van verzworen maandag, de dag waarop nieuwe gildebroeders de eed aflegden en hun collega’s trakteerden. Mogen we aannemen dat de jonge Pieter Paul Rubens de andere schilders op appelbollen en worstenbroden vergastte toen hij zelfstandig meester werd in de Sint-Lucasgilde? Anno 1598. Ik zie ze al eten: Otto Van Veen, Jan Breughel, Abraham Janssens.