Verzameldrift

Solon, 'Apollo', Getty Museum
Solon, ‘Apollo’, Getty Museum

Hoe zou Rubens hebben gehouden van deze intaglio in amethyst, toegeschreven aan de steensnijder Solon, die leefde in de eerste eeuw voor Christus en werkte voor keizer Augustus. Lezend over zijn hobby kwam ik in de ban van deze oeroude, verfijnde kunstwerkjes in miniatuurformaat – zelden groter dan een ring of broche. Rubens bezat zelf een aantal topstukken, waaronder twee gesigneerde stenen, van Sostratos en Tryphonius. Plotseling wilde ik net zo passioneel beginnen te verzamelen als de meester. Maar wat? Er is een aanzienlijk verschil in volume tussen de beurzen van schilders en schrijvers – niet zozeer in Rubens’ tijd, wel in de onze. Toch, poederdozen zijn ook charmant.

Een leerzame pagina van het Gettymuseum over antieke stenen.

Het schild van Achilles

Het schild van Achilles, Rundell, 1821.
Het schild van Achilles, Philip Rundell, 1821. Royal Collection, Verenigd Koninkrijk.
Misschien verraste zang 18 van de Ilias me tot nu toe het meest. Alle oorlogsgeweld valt stil wanneer Homeros plotseling een hele zang wijdt aan de god van het vakmanschap, Hefaistos, die een nieuwe wapenrusting smeedt voor Achilles. Het schild van de held wordt zorgvuldig beschreven: het bevat een voorstelling van het uitspansel met hemellichamen, twee steden, een huwelijk en een rechtszaak, oogsttaferelen.

De wijd en zijd vermaarde manke god
heeft ook een dansplaats kunstig afgebeeld,
zoals weleer door Daidalos met zorg
gemaakt werd in het uitgestrekte Knossos
voor Ariadne met de mooie lokken.
Daar dansten jonge kerels, jonge meisjes
wier bruidsgeschenk veel runderen omvatte,
zij hielden met de hand elkanders pols vast.
De meisjes droegen fijne linnen kleren,
de jongens goed gesponnen chitons, zacht
geglansd met olie. En de eersten hadden
een mooie diadeem, de jongemannen
een gouden mes dat aan een draagriem hing
van zilver. Nu eens liepen zij heel licht
van voet en heel bedreven in het rond
zoals de draaischijf van een pottenbakker
goed in zijn handen past – de man gaat zitten
om na te gaan of zij wel soepel loopt.
En dan weer liepen zij in rijen op
elkander toe. Een grote menigte
stond rond de lieflijke dans geschaard
en vond er vreugde in. En in hun midden
maakten twee duikelaars hun buitelingen
zodra gezang en dans was ingezet.
Hefaistos beeldde op de buitenrand
van het met zorg gesmede schild de grote
en sterke stroom uit van Okeanos.

Deze fantastische passage heeft uiteraard andere kunstenaars geïnspireerd. John Flaxman maakte in het begin van de negentiende eeuw een ontwerp naar Homeros’ beschrijving; de goudsmid Philip Rundell voerde het uit; het schild maakt sinds 1821 deel uit van de Britse koninklijke collectie. Op de website kan men details bekijken.
Indien een persoonlijke mededeling toegelaten is – omdat ik zelf vaak geïnspireerd word door kunstwerken en ze dus ook in mijn romans beschrijf, doet het wonderlijk goed om hetzelfde procédé terug te vinden in de bron van de westerse letterkunde zelf. Ekfrasis! En zulk een schitterend voorbeeld.

Homeros, Ilias. Wrok in Troje, Amsterdam, 2010, p. 533-534.

De optimistische filosoof

Rafael, Aristoteles (detail van De school van Athene), Stanza della segnatura, Vaticaan
Rafael, Aristoteles (detail van De school van Athene), Stanza della segnatura, Vaticaan

“Een waarlijk goed en verstandig mens, zo menen wij, draagt alle wisselvalligheden van het lot zoals het behoort, en gebruikt de gegeven omstandigheden altijd om te doen wat het edelste is – net zoals een goed legeraanvoerder de troepen die onder zijn bevel staan op de meest strategische wijze gebruikt, of een schoenmaker de mooiste schoenen vervaardigt uit het leer waarover hij beschikt; en hetzelfde geldt voor alle andere deskundigen en vaklieden. Als dat zo is zal een gelukkig mens nooit diep ongelukkig worden.”

Men hoort zelden een best case scenario vermelden. Aristoteles deed het.

Aristoteles, Ethica, vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door C. Pannier en J. Verhaeghe, Historische Uitgeverij, Groningen, 1999, p. 43.

Lof van

Aristoteles, Romeinse buste naar Grieks origineel, 2de eeuw, Museo nazionale romano, Rome
Aristoteles, Romeinse buste naar Grieks origineel, 2de eeuw, Museo nazionale romano, Rome

“Niemand toch zal van het lichaam beweren dat het gelukkig te prijzen is omdat het in een schitterend gewaad is gehuld, maar eerder omdat het gezond is en in een goede conditie verkeert, ook al mist het dat zojuist genoemde gewaad.
Zo moet je ook over de ziel denken: je kunt de ziel, en dat geldt ook voor de mens, pas gelukkig noemen, als zij een goede vorming heeft genoten; maar niet de mens die wel met uiterlijke praal is uitgedost maar zelf niets waard is. Ook een paard achten wij niet veel waard als het een gouden toom en kostbaar tuig draagt, maar zelf niet deugt; maar als het in goede conditie verkeert, dan slaan wij dat paard hoog aan.
Afgezien daarvan komt het voor dat wanneer mensen die niets betekenen gefortuneerd raken, zij meer waarde gaan hechten aan hun bezittingen dan aan geestelijke goederen, en iets schandelijkers dan dat bestaat niet.”

Ik neem een boek van een oude filosoof uit de kast, ik open het, en meteen worden weer de puntjes op de i’s gezet. Tweeduizend driehonderd vijftig jaar geleden schreef iemand deze woorden op in Athene. Filosofische begrippen, subtiele onderscheidingen en verbanden, radicale standpunten, een docent en toehoorders, het bestond allemaal al. Ik buig het hoofd omdat ik van schitterende gewaden houd en lees in de krant dat bezittingen het enige zijn wat telt, hoewel diezelfde krant even vrolijk beweert dat ik in een democratische meritocratie leef. Wat geen hedendaags medium me brengt, brengt het werk van Aristoteles vaak wel: rust en vertrouwen.  Zoals mijn lerares Latijn soms zegt: “Je kunt je afvragen of het denken sinds de Griekse filosofie veel vooruitgang heeft geboekt.”

Maar laten we ook voetnoot 1 overwegen: “Aristoteles lijkt het Platoonse thema van de koning-filosoof te combineren met een discreet verzoek om materiële steun …” – hij droeg zijn Lof van de wijsbegeerte netwerkend op aan de rijke koning van Cyprus.

Aristoteles, Lof van de wijsbegeerte, vertaald door C. Verhoeven, Historische Uitgeverij, Groningen, 1998, p. 14-15.

Oorlog

Gevechtsscène, Iliasmanuscript 5de eeuw, Milaan, Biblioteca Ambrosiana
Gevechtsscène, Iliasmanuscript 5de eeuw, Milaan, Biblioteca Ambrosiana

De snelheid van de geest lijkt me soms bovennatuurlijk, vergeleken met de weerstand van de materie. Plezierig dan om vast te stellen dat Homeros daarover ook wel eens nadacht.

Zo snel als de gedachte sprongen maakt
bij iemand die veel landen heeft bereisd
en in zijn scherpe geest bedenkt: was ik
maar hier, of daar, en talrijk zijn zijn wensen –
zo snel vloog Hera, eerbiedwaardige
godin, door heel het luchtruim in haar ijver.

En het is bijna ontroerend om Athena, de godin van de wijsheid, te horen zeggen:

Het is geen makkelijke opdracht afkomst
en kroost van alle mensen te beschermen.

Gezien het enthousiasme waarmee de meeste Griekse goden deelnamen aan de menselijke voortplanting, zijn deze woorden van onmacht des te treffender. Dit alles in zang vijftien van de Ilias. Zangen zestien en zeventien puilen uit van de gruwelijke gevechtsscènes.

hij gaf
hem met zijn zwaard met mooi bewerkt gevest
een nekslag. Heel zijn zwaard werd warm van bloed.
Het machtig noodlot legde op zijn ogen
de paarse dood.

Na de Ilias ligt er een boek over de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog klaar. Ik denk dat ze op het vlak van gevechtstaferelen en doodsbeklemming aan elkaar gewaagd zullen zijn.

Homeros, Ilias. Wrok in Troje, vertaald door P. Lateur, Amsterdam, 2010, p. 405, 408, 450.

Hera in vol ornaat

Annibale Caracci, Juno en Jupiter, Galleria Farnese, 1597.
Annibale Carracci, Juno en Jupiter (Hera en Zeus), Galleria Farnese, Rome, 1597.

Een godin maakt zich op. Bij die woorden denkt u misschien aan Charlize Theron die zich laat omvormen en omschminken tot seriemoordenares Aileen Wuornos voor de film Monster. Een briljant staaltje trompe-l’oeil, maar veeleer vermomming dan maquillage. Homeros beschreef 2750 jaar geleden al indringend hoe oppergodin Hera zich verfraait om haar echtgenoot Zeus een loer te draaien.

Eerst waste zij met ambrozijn
van haar bekoorlijk lichaam alle vuil
en wreef zich glanzend in met geurige
en goddelijke olie uit olijven,
een rijk parfum alleen voor haar gemaakt.
Als deze ook maar even werd geschud
in Zeus’ paleis met bronzen drempel, reikte
de geur toch tot de hemel en de aarde.
Zo zalfde zij haar prachtig lichaam, kamde
de haren, en haar handen vlochten ze
tot glanzende en goddelijke tressen,
ze hingen mooi langs haar onsterflijk hoofd.
Zij trok een goddelijke peplos aan,
voor haar met kunst en kunde door Athena
geweven en bezet met veel borduursels.
Met gouden spelden maakte zij het kleed
van voren op haar boezem vast en deed
een gordel om voorzien van honderd kwasten,
en in de fijne gaatjes van haar oorlel
hing zij twee oorbellen met pareltjes
versierd als bessen in een tros van drie.

Heerlijk materiaal voor een kostuumontwerper, om mee aan de slag te gaan. En in die nevel der tijden al geurige olie horen aanprijzen, elke gebruikster van Huile prodigieuse zal glimlachen om dat herkenbare aspect van het dagelijks leven. Dit gezegd zijnde, de Griekse goden blijven me verwonderen: boeiende personages en ondernemende ruziemakers, daar niet van; wellicht ook interessante totems; maar het is zo moeilijk om er, buiten de onsterfelijkheid, iets goddelijks in te ontwaren.

Homeros, Ilias. Wrok in Troje, vertaald door P. Lateur, Amsterdam, 2010, p. 386.

Brons, bot, bloed

Gevechtsscène, Iliasmanuscript, 5de eeuw (Milaan, Biblioteca Ambrosiana)
Gevechtsscène, Iliasmanuscript, 5de eeuw (Milaan, Biblioteca Ambrosiana)
Er wordt hevig gevochten in zangen 11 en 12 van de Ilias, brons stoot door schedels en gewrichten en slagaders, en stilaan begin ik Homeros te beschouwen als een van de beste beschrijvers van  de wreedheid en het delirium van de veldslag. Deze zangen wemelen van de onvergetelijke miniatuurtaferelen en doeltreffende metaforen. Een enkel voorbeeld, uit de vertaling door Patrick Lateur:

Zoals verdelgend vuur op een dicht woud
valt: wind vol wervelingen voert het vuur
naar overal, ontworteld vallen struiken
neer, door de vaart van vlammen aangevallen –
zo vielen door de vuisten van de zoon
van Atreus, Agamemnon, ook de hoofden
van vluchtende Trojanen, vele paarden
met sterke nekken lieten op de paden
van strijd en oorlog het geratel horen
van lege wagens, want zij misten toen
hun flinke menners. Dezen lagen neer
ter aarde en aan hen hadden de gieren
veel meer genoegen dan hun eigen vrouwen.

Homeros, Ilias, zang 11, 155-163.

De listenrijke

Wonderlijk goedgekozen beelden, vaak, in de Ilias. Dit, bijvoorbeeld, over de welsprekendheid van Odysseus:

Maar toen de sluwe Odysseus opsprong,
bleef hij een tijdlang stil, hij keek omlaag,
de ogen strak gevestigd op de grond.
En hij bewoog zijn scepter niet, naar voor
noch achter, maar hij hield hem vast omklemd
als iemand die niets wist te zeggen.
Je zou haast denken dat hij knorrig mokte
of simpelweg onnozel was. Maar liet hij
zijn diepe stem opklinken uit zijn borst,
woorden als vlokken sneeuw in wintertijd,
dan kon geen sterveling wedijveren
met Odysseus. Van toen af keken wij
niet zo verbaasd meer op bij zijn verschijning.

Schitterend, die vergelijking van overtuigende, ja manipulatieve woorden met een sneeuwvlaag die de toehoorders het zicht beneemt.

(Uit boek 3, vertaling door P. Lateur.)

Brief van Briseïs

Ovide Heroides, 16de eeuw, Parijs, BNF
Briseïs als krijgsbuit in een militaire tent. Ovide Heroides, 16de eeuw, Parijs, BNF

Dit heeft Briseïs, geroofd uit jouw tent, eigenhandig geschreven,
zondig ik tegen de taal, ’t is een niet-Griekse die schrijft.
Zie je soms vlekjes, geloof me, die zijn door mijn tranen veroorzaakt;
tranen, een zwijgende spraak, opwegend tegen het woord.
Past het mij wel, een slavin, mijn meester en man te berispen?
Lees dan, mijn meester en man, hier een klein woord van kritiek.
Dat ik zo snel aan de koning ben afgestaan toen hij dat eiste,
dat reken ik je niet aan; toch heb ook jij daaraan schuld.
Want toen ze mij kwamen halen, ben ik aan Talthybius en aan
Eurybates zonder meer, zonder protest afgestaan.
Nog zie ik in beider ogen die blik, zonder woord elkaar vragend:
waar is die liefde waar heel Griekenland lovend van spreekt?

Homerus’ woorden over Briseïs inspireerden Ovidius eeuwen later tot het schrijven van een van zijn Heldinnenbrieven, een bundel gedichten waarin beroemde vrouwen zich tot de mannen in hun leven richten. Het is een verrassend hedendaags idee van literaire voortzetting (denken we maar aan Carol Ann Duffy’s geestige bundel The World’s Wife) en nu ik door de brieven blader, stel ik vast dat Ovidius een bijzonder levendig inzicht had in de vrouwelijke psyche. De metrische vertaling door W.A.M. Peters had naar mijn lekenopvatting wat zwieriger gekund, maar ik ben blij dat ik in mijn boekenkast in elk geval een vertaling aantref.

Ovidius, Legendarische vrouwen [Heroides], vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door W.A.M. Peters, Ambo/Baarn, 1994, p. 33.