Gloeikoppers

Toen ik het gloeikopperskampement bezocht, was ik slechts op zoek naar het getuf van de eencilinders, de zwarte dampen, de antieke woonwagens en de tent waar je verse eieren met spek kunt eten. Ik had niet verwacht dat iets me zou herinneren aan de Hooiwagen van Jheronimus Bosch. Levend erfgoed!

Les Pélissiers

Les pélissiers

Ik neem de liefdesbrieven van mijn betovergrootvader Leopold weer eens ter hand en lees dat hij op een zondag in mei 1867 Binche bezocht om de finale van het kaatstornooi te zien. “Ik kon niet anders dan door de straat wandelen waar jij hebt gewoond, teveel gelukkige herinneringen leidden me daarheen. Het huis is nog hetzelfde, ik weet niet wie er nu woont. Ik heb verschillende mooie stukken horen spelen door de befaamde Pélissiers, ze hebben niets van hun roem ingeboet.”

Dan doet het me toch wat, via het internet vast te stellen dat de koninklijke fanfare Les Pélissiers nog steeds bestaat (sinds 1852) en online zelfs even te beluisteren is.

Gedenk

memlingTja, we wandelden hier voorbij. Hans Memling lag vlak bij ons hotel begraven. Heeft hij nog nazaten, denk ik dan, en als die nazaten bestaan, zijn ze dan blij met de schilderijen van hun voorvader? Ik zou het wel zijn. Maar het mooie is, ik ben nu ook blij om de schilderijen van Memling, daar heb ik zijn DNA niet voor nodig.

Hotel du Lac

Als student kocht ik de roman Hotel du Lac van Anita Brookner, omdat ik wel eens wilde zien hoe dat in zijn werk gaat, wanneer een kunsthistorica een roman schrijft.
Nu de schrijfster overleden is, herlees ik haar en stuit na reeksen briljante zinnen op een echt meesterstukje.

‘Ik wil graag een kop koffie,’ zei ze, met nietzscheaanse directheid, naar ze hoopte.

En leest u in al die grafschriften dat haar romans over eenzame vrouwen van middelbare leeftijd gaan? Er valt ontzettend veel meer te beleven. Ik heb het gevoel dat ik de twintigste-eeuwse Jane Austen leer kennen.

Torentrap

tabularium

Voor de laatste maal sleep ik mezelf de torentrap van het Tabularium op om een referentie over Bruegel te controleren. Voor de laatste maal, hoop ik, wegen mijn laarzen als lood, voor de laatste maal maak ik een beverige foto.

Maar eenmaal in de leeszaal voor kostbare werken, turend in een boekje dat lang geleden gedrukt werd in de Antwerpse Wolstraat, vind ik eindelijk de passage terug waaraan ik al drie jaar loop te denken en die ik niet meer kon localiseren. Mijn overvoerde geheugen blijkt toch nog te functioneren. Dolblij wandel ik naar buiten.