Goede fee

Clara_Barton_by_Mathew_Brady_1865
Matthew Brady, Clara Barton, 1865

Tot voor kort had ik nooit gehoord van Clara Barton (1821-1912), de stichteres van het Rode Kruis in Amerika. Ze verdiende haar sporen als verpleegster in de Amerikaanse Burgeroorlog, in de Frans-Pruisische oorlog (1870) en tijdens menige epidemie en natuurramp, in Rusland, Klein-Azië en de Verenigde Staten.  En dan blijkt ze ook nog als goede fee over het huwelijk van Albert Van Schelle uit Merksplas gewaakt te hebben. En dus een rol te spelen in mijn volgende boek. Hoe wonderlijk is de wereld.

Zelf een onhandige persoon zijnde, kan ik de verwezenlijkingen van Miss Barton amper doorgronden en in elk geval niet hoog genoeg prijzen. Het lucht haast op om te lezen dat deze menslievende en ondernemende vrouw af en toe ten prooi viel aan uitputting en depressies.  Het maakt haar nog menselijker. Maar het hield haar niet tegen.

Kijkend naar deze foto houd ik van haar eerlijke gezicht, en haar eerlijke handen.

 

Kunst in NWT

DSC_0461Op verzoek van een vriend en collega-kunsthistoricus keek ik mijn artikelen voor het NWT nog eens na. Eerst mocht ik een reeks leveren met een alternatieve kunstgeschiedenis (beginnend met het epitaaf voor Yolente van Belle en eindigend met een zelfportret van Louise de Hem, maar niet uitsluitend gewijd aan vrouwelijke kunstenaars of opdrachtgevers) en daarna een reeks met bizarre Belgische kunstwerken en kunstenaars. Ik herontdek nu zelf de schilderijen van Louis Baretta in Veurne en het schilderij van Georges Baltus met de weergave van de heilige Christina de Wonderbare uit Sint-Truiden. Baltus schilderde de heilige in trance zwevend boven haar geboortestad en het Duitse bombardement van 1914 afwerend. Als ze nog vereerd wordt, zou Christina de Sint-Truidenaren dezer dagen van pas kunnen komen.

In mei 2000 was het afgelopen met het NWT. Ik kijk met plezier terug op wat ik voor dit bijzondere tijdschrift geschreven heb.

Die omslagen, die hadden wel feestelijker gekund.

Niet op weg naar Van Eyck

320px-Annunciation_-_Jan_van_Eyck_-_1434_-_NG_Wash_DC
Jan Van Eyck, Annunciatie, National Gallery of Art, Washington, D.C.

Ik had een ticket besteld voor Van Eyck. Een optische revolutie, maar de tentoonstelling is helaas gesloten. Gelukkig zag ik dit werk al eerder, op een expo in Rotterdam. Jan van Eyck schilderde het paneel waarschijnlijk in opdracht van onze Bourgondische hertog Filips de Goede. Dat blauw! Dat glasraam op de achtergrond! De manier waarop Van Eyck Romaanse muurschilderingen nabootst naast het glasraam! Die vleugels, die kroon, die herautenstaf, die saffieren, die parels! Maar het verbluffendste blijft voor mij de blije lach van die engel. Ik die dacht dat bij van Eyck iedereen altijd zen, sereen, kalm en onbewogen was.

Het beste boek van 1572

DSC_0458Tijdschriften zijn een luxe. Niets aangenamers dan wegzinken in mooie beelden en de wereld even vergeten. In het Eos-nummer gewijd aan Jan van Eyck stuitte ik dan ook nog eens op reclame voor het beste boek van 1572, nu eenvoudig te bestellen bij uw favoriete boekhandel.

Eigen

DSC_0863

Eigen weg. Daar zijn we intussen wel op aangewezen. Mijn trouwe boeken lijken me opeens nog dierbaarder. Het rek was oorspronkelijk voorbehouden voor de zeventiende en achttiende eeuw, met uitlopers naar de negentiende. Zeventiende eeuw: een boek over de wereld in het jaar 1688, en een boek over Agnes Block, een schatrijke nicht van Vondel en de eerste vrouw in Nederland die erin slaagde om in haar serre ananassen te kweken. Het boek van Eddy Put, Stoet van grote en kleine levens, gaat wel over Leuven in 1594, maar kom, de sfeer is dan al zeventiende-eeuws. Vervolgens Le Roy Ladurie over Saint-Simon, Nancy Mitford over Lodewijk XIV (een vermakelijke gids voor wanneer ik, al lezend in mijn Saint-Simon, niet meer weet wie wie is). Levensbeschrijvingen van Marie-Antoinette, door Antonia Fraser, en haar couturière Rose Bertin, door Emile Langlade. Onze Henegouwse prins de Ligne, uiteraard. Henriette d’ Angeville, de eerste vrouw die de Mont Blanc beklom, in 1838. Marie Cornélie van Wassenaer Obdam, een ongelukkige Hollandse hofdame in 1824. Marx in Brussel en Het pauperparadijs, achtergrondinformatie voor mijn roman Almanak. Veeleer toevallig op dat rek verzeild, maar nog in een zekere chronologische volgorde.

Herman Pleijs  Dromen van Cocagne, door mij beschouwd als een boek dat hoort bij Bruegel en de zestiende eeuw, is er wegens plaatsgebrek bijgezet.

Podcast

Bruegelwenen2

Uit in Vlaanderen maakte een lijstje van 7 mooie podcasts over geschiedenis. Nu we allemaal thuis zitten, kan rustig luisteren prettig zijn. Het doet me veel plezier dat de podcasts die Sara Debroey met me maakte over Bruegel, erbij staan!

Quarantaine

default
Hotel Arno, Tampa, Florida (foto Burgert Brothers) Courtesy, Tampa-Hillsborough County Public Library System

Afzondering en vergrendeling zijn goede voorwaarden om te schrijven. Gek genoeg zijn ook de personages van mijn nieuwe boek lang geleden in quarantaine gegaan. Albert Van Schelle, hoofd van het Belgische Rode Kruis, en Annie Fowler, verpleegster uit Illinois, leerden elkaar kennen in Santiago de Cuba tijdens de Spaans-Amerikaanse oorlog van 1898. Toen ze terugkeerden naar het Amerikaanse vasteland, moesten ze een week quarantaine ondergaan in Egmont Key, want op Cuba woedde gele koorts. Daarna logeerden ze enkele dagen in het Arno Hotel in Tampa, Florida. Op dat balkon hebben ze ongetwijfeld over de stad uitgekeken. Vervolgens reisden ze naar Chicago, waar Albert Van Schelle Dr. Fowler om de hand van zijn dochter verzocht…

Fenomeen

DSC_0856[1]

Quarantaine: een goede gelegenheid om door de storm afgewaaide takken op te ruimen in mijn ouders tuin. Al doende stuitte ik op een tak met een vreemde versiering: twee beursjes in een fraaie kleur. Geen idee wat het is, maar het zag eruit alsof het met vruchtbaarheid te maken had en nieuw leven bevatte.

DSC_0858[1]

DSC_0860[1]

Een fazantenhaan wandelde haast tot bij de voordeur. “Fazanten zijn niet slim,” overwoog ik. “Nee,” zei mijn vader, “fazanten zijn niet bang.”

We praatten ook over ziekenhuizen. “Daar kun je soms moed scheppen,” zei mijn moeder. Dat had zij er in elk geval gedaan. “Ik ben er toch door gesparteld.”