
“Diogenes was afkomstig van Sinope, en de zoon van Hicesius, een bankier. Diocles vertelt dat hij in ballingschap ging omdat zijn vader verantwoordelijk was voor de staatskas en het geld devalueerde. Maar Ebulides schrijft in zijn boek over Diogenes dat Diogenes dit zelf deed en gedwongen werd in ballingschap te gaan, samen met zijn vader. Bovendien bekent Diogenes in zijn boek Pardalus dat hij inderdaad de munt vervalst heeft. Sommigen zeggen dat hij aangesteld was om de arbeiders te managen en dat zij hem overhaalden, en dat hij naar Delphi of het Delische orakel in zijn eigen stad ging en aan Apollo vroeg of hij moest doen wat zij verlangden. Toen de god hem toestemming gaf om de maatschappelijke pasmunt te wijzigen, begreep hij niet wat dit betekende en ontwaardde hij de munt van zijn geboortestreek. Toen dit uitkwam, werd hij volgens sommigen verbannen, volgens anderen vertrok hij zelf uit angst voor de gevolgen.” Hij trok naar Athene, waar hij leefde als de cassante vagebond in de ton die we allemaal kennen. “Hij muntte uit in smaad jegens zijn tijdgenoten. De school van Euclides noemde hij gallig, Plato’s lessen puur tijdverlies, de voorstellingen tijdens de Dionysia sex-shows voor dwazen en demagogen de lakeien van de massa…”
Leerzaam, die oude anekdotes uit de vierde eeuw voor Christus. Misschien noopt de huidige bankencrisis sommige financiers ook tot dit soort radicale bezinning, en treffen wij binnenkort ergens in een riool of een oude treinhangar een voormalige bankier aan, die het slijk der aarde vaarwel heeft gezegd om het slijk der aarde te begroeten.
Diogenes Laertius, Lives of Eminent Philosophers, vertaald door R.D. Hicks, Loeb Classical Library, 2005, dl. 2, p. 22-23, p.26-27.