
Ooit vond ik bij een brocanteur dit flesje, waarin iemand geduldig de instrumenten van de passie – de voorwerpen waarmee Christus is gemarteld – had neergelaten op een lapje rode stof. Het kruis met het spottende opschrift, een ladder, een hamer en een spijker, een gesel (de knutselaar schijnt hier omwille van de symmetrie twee gesels te hebben voorzien), een speer, een rietstok met de in azijn gedoopte spons, dobbelstenen. De Antwerpse dichter Max Elskamp verzamelde deze voorwerpen voor zijn Volkskundemuseum, omdat ze een heel wereldbeeld, een kosmologie zelfs, bottelden. Zestiende-eeuwse missionarissen in Amerika verenigden dan weer plantkunde en geloofsleer toen zij de passiflora haar naam gaven en in de bloem de werktuigen van Goede Vrijdag zagen afgebeeld: de tien bloembladen stelden de tien apostelen bij het kruis voor, de drie stempels bovenaan de drie spijkers, de 72 paarse draden van de corona de doornenkroon, de vijf meeldraden de vijf kruiswonden.
geen “hoffelijke gesprekken” dus, maar een ‘kosmologie’ met des te meer passie, sentiment en roerende devotie?
(PS: de thee-speciaalzaak blijkt “paas-thee” aan te bieden, thee met een aroma van passie-vruchten)
Roerende devotie, dat zeker. En nog geen Woestijnvis op televisie… En de taal van de mystici – u ziet, ik heb er nog over nagedacht – zit meer in het register van de hakkelende liefde dan van het vlotte gekeuvel, in het geval van Ovidius en Venus zelfs het geflirt.
Wat dat register der mystici betreft: hartstochtelijk hakkelende liefde zelfs? ( Bernini’s St Theresa voor ogen houdend)
In elk geval, sierlijker kan het verschil tussen de christelijke en de klassieke omgang met het goddelijke niet verwoord worden (en bovendien wordt aan beide recht gedaan).