Sielen

Een citaat uit het kasboek van Waltman Van Dyck, al eerder op deze blog aangehaald:

“In Januario 1650 ontfanghen van myne suster Susanna Van Dyck beggyntien tot Antwerpen de somme van ses hondert en vyftich guldens tot eene almoesse ende dat voor onse ouders ende onse suster Cornelia Van Dyck oock beggyntien in haeren leven, als mede onsen Broeder Anthonio Van Dyck, sielen, op dat de selve deelachtich soude mogen wesen vande H.H. Sacrificien ende gebeden die in dat capelleken sullen geschieden in alle toecomende tyden.” Wie in deze afgelegen kapel een kaars zou branden, herdenkt dus meester Antoon Van Dyck. Kunsthistorische pietas.

Foto via Erfgoedbank Hoogstraten; cfr. L. Huet, Een barok kleinood op een Kempense akker, in Vreemd gebouwd. Westerse en niet-westerse elementen in onze architectuur, o.l.v. S. Grieten, Brepols, Turnhout, 2002.

Het zijn best mooie feesten voor historici, Allerheiligen en Allerzielen. Feestdagen instellen voor verbondenheid met markante en onopvallende mensen uit het verleden, dat is eigenlijk de historische praxis algemeen denkbaar maken. De rest – de foto’s van grootouders op de schouw en de biografieën van Marie-Antoinette op mijn boekenrek – vloeit eruit voort.

En wat staat daar op die postkaart? “Lieve Papa en Mama, ik ben goed gezond en zijn hier gaarne…” Een glimlach.

Familiebezoek

Kerkhof Sint-Clemenskerk, Minderhout
Kerkhof Sint-Clemenskerk, Minderhout

We legden familiebezoeken af op twee kerkhoven en een begraafplaats. Mijn moeder toonde me de graven van haar grootouders en hun ouders op het prachtige hofje van de Sint-Clemenskerk in Minderhout. Naast afstamming in rechte lijn was er ook tijd voor de zijtakken.

Bij de Sint-Clemenskerk, Minderhout
Bij de Sint-Clemenskerk, Minderhout

Detail

Cherubijn, kapel, Minderhout
Cherubijn, kapel, Minderhout
De kapel van Minderhout behoort sinds jaar en dag tot mijn favoriete gebouwen, te meer omdat ze opgetrokken werd dankzij Waltman Van Dyck, de jongste broer van Antoon. Het voordeel van dat soort genegenheid is, dat je bij elk bezoek nieuwe details waardeert. Deze mollige zeventiende-eeuwse cherubijn met kuiltjes boven de vingers en in de elleboog wist vandaag te charmeren.

Tochtje

Kapel, Minderhout
Kapel, Minderhout

Een stem over de radio herhaalde voorspelbare toekomstvoorspellingen. Binnen, laat ons zeggen, tien jaar zal drievierde van de wereldbevolking in steden wonen. Ook zal iedereen plotseling van nature zo kosmopolitisch zijn dat mensen zuiver rationeel “het beste land” zullen uitkiezen om zich te vestigen. Wel, dacht ik, laat ik dan mijn platteland bezoeken nu het nog kan. Het was mistig en miezerig en ik genoot van de slingerende weg tussen de grauwe akkers en weiden van Bolk, de halte bij de barokkapel die de jongste broer van Antoon Van Dyck liet bouwen, en het ritje naar de plaats “waar de wereld is afgeplakt met gazetten”, Zondereigen.

Hier ontmoetten mijn moeder en ik, dankzij de charme van het toeval, een jonge illustratrice die zich het komende jaar in het leven in Zondereigen zal verdiepen, met de inwoners zal spreken, tekeningen zal maken. Een afstudeerproject. Ik bladerde alvast door een wonderlijke stamboom en zag tekeningen van mensen, verweven met hun huizen. Mooi om dit aan te treffen in een oud klaslokaal met een heerlijk brandende kachel, een gelijnd bord en oude landkaarten van België aan de muur. Via deze link kunnen we een en ander volgen: Zondereigen.

Verjaardag

Minderhout, 1948?

Vandaag wens ik een gelukkige verjaardag aan het linkse meisje. Een verjaardag met bloeiende daglelies en klaprozen, de traditionele frikadellen met krieken, aardbeientaart met slagroom en vertrouwd en dierbaar gezelschap.

Beeldenstorm

Waltmans kapel

“De hemel besloot tot zijn eigen beeldenstorm. Ze hagelden neer, de beeldjes met hun blauwe jurken, hun zwarte gezichten, en bleven hangen tussen de takken van lindebomen en in oude eiken. Ze vielen neer in akkers om te wachten op spelende kinderen, in greppels om verdwaalde reizigers bij te staan. Ze beschermden tegen struikrovers, ze genazen zieken, ze verzamelden zilveren dankbrieven en een garderobe van brokaat en parels – maar als de armen gewoon boter en eieren brachten, was het ook goed.
Frater Waltman, pastor en persona van alles waar zijn blik nabij en ver weg op kon rusten – de grote salon, de Bloemenkamer, waar zijn slapende voorganger wegzakte in zijn roodleren stoel, de snoekengracht, het speelhuisje boven het water, de boomgaard, de hoeve die in zijn tafelgenoegens voorzag, de velden en beemden die toebehoorden aan zijn abdij, de kerktoren waarin hij de nieuwe klok had laten hangen – overdacht dit vreemde manna van heiligheid. De oorlog had zijn dorp bijna verwoest, en de meeste andere dorpen in zijn omgeving. Pas de laatste jaren heerste er weer rust. Hij wist dat die niet zou duren. Hij was opgegroeid met het geweld.”

Morgen: lezing over Nicolaas Rockox voor de Erfgoedkring Hoogstraten. Aangezien Rockox Antoon Van Dyck protegeerde, en Antoon Van Dycks jongste broer pastoor was in de Hoogstratense deelgemeente Minderhout, zal ik toch een paar mooie banden kunnen strikken tussen de Antwerpse burgemeester en de Noorderkempen. Waltman Van Dyck O.P. restaureerde zijn parochiekerk na de Tachtigjarige Oorlog en liet in het jubeljaar 1650 ook een barok kapelletje op den akker bouwen, dat er mooier dan ooit bijstaat. Het archiefonderzoek naar Waltmans bouwcampagnes inspireerde me in 2001 tot een verhaal voor De Kunstkamer, waaruit ik morgenavond wellicht een stukje zal voorlezen.

16 december, 20 u, Zaal Sint-Cecilia, Gelmelstraat Hoogstraten. (Foto Beeldbank Hoogstraten)

Een Antwerps schilderij bij de Nabokovs

Hendrik van Minderhout (toegeschreven aan), De tempel op de Meir in 1685, Petersburg, Hermitage

Een aandachtige lezer wees mij op dit schilderij uit de collectie van de familie Nabokov in Petersburg. Toen de Nabokovs in 1917 uit Rusland wegvluchtten, werden hun bezittingen genationaliseerd. Daartoe behoorde ook een bescheiden kunstcollectie met zestiende- en zeventiende-eeuwse schilderijen. Het was bijzonder plezierig om vast te stellen dat de Nabokovs in het verre oosten een Zicht op Antwerpen bezaten. Op dit optimistisch aan Hendrik van Minderhout toegeschreven doek zien we de Meir, met een cirkelvormige tempel boven het kruisbeeld, die was opgetrokken ter gelegenheid van de viering van honderd jaar reconciliatie met de Spaanse Kroon. In hedendaagse geschiedkundige termen zou ik moeten schrijven: de viering van honderd jaar Val van Antwerpen. Alexander Farnese heroverde Antwerpen op de opstandelingen in 1585 en een eeuw later organiseerde het Antwerpse stadsbestuur een groots spektakel ter herdenking van die terugkeer naar het wettelijk gezag en het ware geloof. Niet toevallig bleven hier schilderijen van bewaard: het ging om de omvangrijkste stadsversiering ooit, met – in tegenstelling tot enkele voorgaande edities – aanzienlijke inbreng van het verenigingsleven. De ronde tempel zou volgens beschrijvingen tweeëntwintig meter hoog zijn geweest en was ontworpen door stadsbouwmeester Jan Balthazar Bouvaert. “Eenen acht kanten wit-verwigen Marmeren Tempel […] hebbende een Coupola, ofte Italiaenschen Toren-lanterne,” volgens een getuige in augustus 1685. Op dit schilderij zien we hoe de processie door deze tijdelijke tempel trekt: de priesters dalen links al de trappen af naar de Huidevettersstraat, terwijl de rest van het gevolg nog vanuit de Meir naar het altaar stapt. Uit de wonden van het kruisbeeld stromen rode stralen: dit effect was verzorgd door loodgieter Jan Cras. Bedoeling was uiteraard het belang van de Eucharistie te onderstrepen.

Dus:  Vladimir Nabokov – de val of verzoening van Antwerpen, belangrijk voor onze burgemeester Rockox – de herdenkingsviering van 1685, in 2002 uitgebreid bestudeerd door Jan Grieten – Minderhout, het dorpje waar mijn grootouders woonden en waar de jongste broer van Antoon Van Dyck een prachtige kapel bouwde, die onlangs gerestaureerd is: hier komen vele persoonlijke lijnen samen.

J. Grieten, Façades tegen ketters, heidenen en rebellen. De stadsversieringen van 1685 ter gelegenheid van de honderdjarige herdenking van de herovering van Antwerpen, in Vreemd gebouwd. Westerse en niet-westerse elementen in onze architectuur, red. S. Grieten, Turnhout, 2002, p. 153-170.

Gelijkaardige schilderijen bevinden zich in de Antwerpse kathedraal en in de voormalige collectie van het Vleeshuis.

Met hartelijke dank aan Johan Thibaut.

Zie ook: www.nabokovmuseum.org

Dodendraad

De dodendraad in Wortel (foto via website Amalia van Solms)

Vannacht droomde ik, vreemd genoeg, van de Dodendraad. Ik lag ineengekrompen op de grond en hoorde de electriciteit door de staaldraad zingen. Als kind op het platteland heb ik uiteraard een ruime ervaring opgebouwd in het onder prikkeldraden doorkruipen, maar de Dodendraad heb ik zelf nooit gezien: de Duitse bezetter sloot er de Belgisch-Nederlandse grens mee af tijdens de Eerste Wereldoorlog. De dodendraad speelde een rol in het leven mijn beide grootvaders, die als kinderen vlakbij woonden. De ene werd getraumatiseerd door een afschuwelijk ongeluk dat niet ver van  zijn vaders huis aan de draad gebeurde: twee zussen wisselden pakjes uit door de grensversperring en werden allebei geëlectrocuteerd. Mijn grootvaders vader kreeg van de Duitse militairen het bevel om paard en wagen in te spannen en de lijken op te gaan halen. Ik gebruikte deze ervaring in mijn roman Almanak.

“De lichamen lagen uitgestrekt op bussels stro, er waren paardendekens overheen gelegd, en de dikke soldaat, Karl, de goede, die zich dikwijls liet omkopen, hield de wacht, het geweer in de aanslag. Achter hem ijsbeerde Von Erztum. Da sind sie ja endlich, snauwde hij. (Slechts eenmaal, met Kerstmis vorig jaar, toen ze met het hele gezin waren uitgenodigd in hun eigen beste kamer en daar voor de eerste keer een kerstboom vol kaarsen en snoepgoed zagen, had Frans de officier een andere toon horen aanslaan.) Machen sie vort, dies alles dauert schön viel zu lange! Dikke Karl, zo werd in het dorp al verteld, had de buurvrouw gered door zijn geweer op haar te richten toen ze in paniek Tabitha van de draad wilde losrukken en door haar toe te brullen dat ze niks mocht aanraken. De Duitsers hadden iemand naar de cabine in Wortel gestuurd om de electrische stroom uit te schakelen; zo konden ze het lichaam van Jouwke, gevallen op Hollands grondgebied, onder de prikkeldraad doortrekken. De zusters moesten nu samen worden begraven, al had de grensversperring hen meer dan een jaar van elkaar gescheiden.

Frans hoorde de draad zoemen. Voordat de Duitsers deze versperring hadden opgetrokken, kende hij geen electriciteit; nu stelde hij zich die vreemde kracht voor als onzichtbare bliksems die door de manshoge prikkeldraden heen en weer schoten, het verbaasde hem soms dat hun stekels niet knetterden van de withete vonken. Hij had al verkoolde hazen en katten gevonden op zijn zwerftochten, hun koppen zagen eruit alsof ze van binnenuit waren verbrand en ontploft. Dat bedroefde hem – wat konden de beesten eraan doen, aan de zotheid en de slechtheid van die mensen? Ze leefden gewoon in het veld en het onderhout, zoals alle hazen en katten voor hen hadden gedaan, sinds de schepping van de wereld.

Vlak bij de draad lag een klomp in het gras, zag hij, en aan de overkant een kannetje.”

Waltmans kapel

Kapel van Onze-Lieve-Vrouw van de Zeven Weeën, Minderhout

“In Januario 1650 ontfanghen van myne suster Susanna Van Dyck beggyntien tot Antwerpen de somme van ses hondert en vyftich guldens tot eene almoesse ende dat voor onse ouders ende onse suster Cornelia Van Dyck oock beggyntien in haeren leven, als mede onsen Broeder Anthonio Van Dyck, sielen, op dat de selve deelachtich soude mogen wesen vande H.H. Sacrificien ende gebeden die in dat capelleken sullen geschieden in alle toecomende tyden.”
Wie in deze afgelegen kapel een kaars zou branden, herdenkt dus meester Antoon Van Dyck. Kunsthistorische pietas.

Foto via Erfgoedbank Hoogstraten; cfr. L. Huet, Een barok kleinood op een Kempense akker, in Vreemd gebouwd. Westerse en niet-westerse elementen in onze architectuur, o.l.v. S. Grieten, Brepols, Turnhout, 2002.

Minderhout

De Sint-Clemenskerk, barok hersteld

Vele zaterdagen vergezelde ik mijn grootmoeder naar de mis in de Sint-Clemenskerk van Minderhout. We zaten meestal op dezelfde plaats, links onder de statie “Jezus valt voor de derde maal onder het kruis”, en ik verveelde me stierlijk. De collecte ontlokte me een zucht van opluchting – de beproeving was weer bijna achter de rug. Gelukkig viel er in de Sint-Clemenskerk voor een nieuwsgierig kind veel te bekijken: een barokke preekstoel, beelden, en de wonderlijke herdenkingsplaten van de achttiende-eeuwse geestelijken Hieronymus van Diependael en Nicolaas Tasse, de ene wit met zwarte letters, de andere zwart met wit opschrift, beide gesierd met portretten en zwierige trompe l’oeil draperieën van marmer.
Later ontdekte ik dat de jongste broer van Antoon Van Dyck, Waltman, hier pastoor was geweest. Hij werd benoemd in 1640 en stelde met eigen ogen vast dat de Tachtigjarige Oorlog een zware tol had geëist in zijn parochie. De Sint-Clemenskerk was “meer gelyck aen een vuyl packhuys van alderhande meubelen, kisten, schapprayen, graen-corven, backen als aen een huys Godts, van beneden tot boven aen ’t welfsel met vuyle ontallycke solderkens afgeslaghen, daer elck huysgesin soo van Castel, als van Minderhout by naer hunne eygen solder in hadden, die sy met sloten en grendels afsloten. De vensters ronthom toegemetst, colommen, ende ysere latten daer vuyt, hier en daer maer een clein gaetien hebbende om licht te scheppen, de welfsels seer gebroken, de vloiren gebroken, alleen de Choor vry en eenen authaer die aldaer stont simpel en slecht…” Er was werk aan de winkel.
Waltman restaureerde de kerk. Hij bestelde kandelaars, koorgewaden, een nieuw schilderij voor het hoofdaltaar, een nieuwe klok. In 1650 besloot hij ook de landelijke kapel van Onze-Lieve-Vrouw van de Zeven-Weeën op te knappen. Deze Antwerpse norbertijn met mondaine connecties (onder de hoede van zijn beroemde broer was hij in Londen een tijdlang kapelaan geweest van de katholieke koningin Henrietta Maria) heeft het uitzicht van Minderhout mee bepaald. En bijgevolg ook mijn herinneringen. Ik putte uit Waltmans archiefstukken voor een artikel over de kapel, ik schreef over Minderhout, Waltman en mijn grootouders in De kunstkamer en Mijn België. En af en toe moet ik gewoon ter plaatse gaan kijken of alles er nog staat.

(Afbeelding via Erfgoedbank Hoogstraten)