Brief-schryvers-konst

“De bedekte Brief-schryvers-konst is tegenwoordig als oud geworden, en zelfs byna vergeeten.” Misschien was de zeventiende-eeuwse auteur te pessimistisch – zijn tijdgenoten wisten heus wel wat van geheimschrift. Dat het briefgeheim niet bestaat in de sociale media, maar wel in eenvoudige papieren enveloppes, dat lijken wij dan weer vergeten te zijn. Een echte brief ontvangen is tegenwoordig zowaar een haast clandestien genoegen.

Het knullige boekje richt zich tot verliefden die in het geheim willen corresponderen. “Men wil nu eens een Minnebrief aan zijn Meesteresse laten afgaan, van deeze volgenden inhoud: Ik kom morgen avond, wanneer gy by uwe Tante ten huyse zult uytgaan, voor de Deur, ten eynde mijn Lief naar huys te geleyden.” Voor deze onschuldige mededeling worden verschillende codes aangereikt. Charmant, maar wie vandaag geheimschrift wil toepassen, wijs ik toch liever op de codes die Nabokov uiteenzette in zijn roman Ada. Cupidoos Post-Rijder, zo leert mij het schutblad, is in 1942 heruitgegeven bij de gerenommeerde boekhandelaren Burgersdijk en Niermans te Leiden. Ik neem aan dat zij in dat sombere oorlogsjaar wel wat anders te doen hadden dan kalverliefdes op te kweken, en dat hun facsimile bedoeld was om verzetslui tips te bezorgen.

Cupidoos Post-Rijder (Leidsche facsimile-uitgaven IV), Burgersdijk en Niermans, Templum Salomonis, Leiden, 1942. Antiquariaat Demian, Antwerpen.

Alice en de tijd

Alice Liddell in 1932

‘Als jij Tijd even goed kende als ik,’ zei de Hoedenmaker, ‘zou je niet zeggen dat je hem verknoeit. ’t Is een haar.’
‘Ik weet niet wat u bedoelt,’ zei Alice.
‘Nee, natuurlijk niet,’ zei de Hoedenmaker, zijn hoofd vol verachting schuddend. ‘Ik durf er wat onder verwedden dat jij nog nooit hebt kennisgemaakt met Tijd!’
‘Misschien niet,’ gaf Alice voorzichtig ten antwoord, ‘maar ik heb wel eens gehoord dat hij maar één tand heeft – is dat waar?’
‘Hou op met dat hij,’ zei de Hoedenmaker. ‘Zij heeft een puntgaaf gebit. Maar enfin, sta je eenmaal op goede voet met haar, dan doet ze zowat alles wat je wilt met de klok. Stel bijvoorbeeld dat het negen uur ’s morgens is, zo meteen begint de les, dan hoef je Tijd alleen maar wat in het oor te fluisteren, of daar draaien de wijzers in een oogwenk rond! Half een, tijd voor het middageten.’
(‘Was het maar waar,’ zei de Maartse Haas fluisterend bij zichzelf.)
‘Dat zou natuurlijk grandioos zijn,’ zei Alice nadenkend, ‘maar ik zou er toch niet erg happig op zijn, hoor.’
‘Eerst misschien niet,’ zei de Hoedenmaker, ‘maar je kunt het half een laten blijven zolang je wil.’

Dit jaar is het 150 jaar geleden dat Lewis Carroll en de drie zusjes Liddell de Isis oproeiden.

Lewis Carroll, De avonturen van Alice in Wonderland, uit het Engels vertaald door N. Matsier, Amsterdam, 2001, p. 101-102.

X-treem

Vappa vilissima

Zonder twijfel het grappigste Latijnse boekje op mijn rek: Henry Beard, X-treme Latin. All the Latin You Need to Know For Surviving the 21st Century, Londen, 2004.

Bijt van u af, neem deel aan realityshows, schrijf actuele bestsellers, zing countryhits, allemaal in de taal van Catullus. Go ahead, punk, make my day – Age, catamite, fac mihi hunc diem felicissimum!

Ander geld

Nicolaas Rockox’ Faustinamunt, een schaars goed (British Museum, Londen)

Ach ja, economen. Er zitten ontzettend lieve mensen tussen, maar ze hebben naar mijn smaak van in hun jeugd al een beetje te veel gerekend. Als ik dit ga studeren, krijg ik die return on investment. En dan pas ik op ideale wijze in de best beloonde mal. Vervolgens word ik een topschoonzoon. Zulke gedachten vervelen mij, in jongelui. Of vergis ik me, studeren sommigen ook economie omdat ze een filosofische belangstelling voor de natuur en de werking van geld hebben?

Blijkbaar wel, want nu lees ik dit, in een interessant interview met Bernard Lietaer. “Vandaag is het de job van centrale bankiers om schaarste te creëren: er is niet genoeg geld voor iedereen. Met een conventionele munt als de euro, die schaarser moet zijn dan zijn nut, kan je dus geen collectieve samenwerking en creativiteit doen ontstaan. In feite is er op deze planeet genoeg werk voor iedereen: zo moeten we bijvoorbeeld dringend onze steden opfleuren. Maar wie denkt dat dit zal worden betaald in euro’s, is niet goed wijs. Dat kan gewoonweg niet. Laten we dus andere munten ontwikkelen, waarmee we wel iedereen aan het werk kunnen krijgen. Zo kan een stad ervoor kiezen om cultuur extra te waarderen en te bevorderen met een complementaire munt. Ze kan zelfs beslissen dat iedereen een deel van zijn belasting in die munt betaalt. Dat is vrij eenvoudig te organiseren. De enige taak van de overheid bestaat er dan in om die belasting te innen, al de rest kan bottom-up gebeuren. Zo kan je een coöperatieve economie installeren waarin ngo’s dezelfde rol kunnen spelen als ondernemingen nu doen in een competitieve economie. Nu moeten ngo’s met elkaar concurreren voor schaars geld en voor doelstellingen die in wezen coöperatief van aard zijn. Dat stelt enorme beperkingen aan wat zij kunnen bereiken. Met een alternatieve munt kunnen ze samenwerken en geld gebruiken dat niet schaars hoeft te zijn. Er kan gewoon genoeg van zijn.”

Een econoom beweert dus dat een eenheidsmunt werkgelegenheid doodt. Eindelijk begin ik de wereld een beetje te begrijpen. Tot op heden geloofde ik dat het enige alternatief erin bestond als individu te trachten win-winsituaties te creëren. Denkwerk aan de winkel.

Het volledige interview vindt u hier, op de mooie site van rekto:verso.

Citaat

P. Jennewein, Lycurgus, U.S. House of Representatives, Washington, 1950

Uit het boeiende interview met Salman Rushdie, dat Stuart Jeffries op 17 september jongstleden in The Guardian publiceerde:

For many Muslims Rushdie was attacking their religion and mocking its prophet. “I don’t mock Muhammad,” says Rushdie. “I treat him as someone who behaved pretty well. When he came back to Mecca in triumph he didn’t kill many people.”

Uit dit citaat leid ik af dat Mohammed een goede strateeg en een gematigde politicus was. Gematigder dan sommige Westerse politici tijdens de Tweede Wereldoorlog, bijvoorbeeld. Maar van de stichter van een godsdienst verwacht ik ander gedrag. Was de profeet niet veeleer een doeltreffende wetgever, zoals eertijds Lycurgus van Sparta?

En dan is er ook nog dit, voor wie recensies hoger aanslaat dan interviews..

Herfstprent

Florence Fuller, Onafscheidelijk, National Gallery of Australia, Canberra

De Edwardiaanse schilderkunst van de zuidelijke hemisfeer is mij nagenoeg onbekend, maar mocht ik ooit in Canberra rondwandelen, dan zou dit schilderij me bevallen. De gedempte kleuren. Die echte schoolmeisjesschoenen, en die schoenzool. Het gevoel in een warme, schemerige kamer intens te zitten lezen. O, waarom legt ze haar benen niet over de armleuning, om nog comfortabeler in het verhaal weg te zinken? Maar dat mocht vermoedelijk niet, omstreeks 1900.

Schatteneiland. De Laatste der Mohikanen. Twintigduizend Mijlen onder Zee. De Gevangene van Zenda. De Geheime Tuin.

Nu het boek gevaar loopt door flikkerende schermen te worden voorbijgestreefd, beschouw ik het als een historisch artefact ter bevordering van een steeds zeldzamer gemoedstoestand: concentratie. Mijn persoonlijke heilige Graal, in de herfst.

Pioniersgeest

Plotseling bevlogen met pioniersgeest besloten we het gemeentebestuur voor te zijn en alvast het tuinpad naar Martial Van Schelle te vernoemen. Zo herinnert toch iets in zijn geboortedorp aan de sportheld van het interbellum. En waarom Ti in plaats van Martial? Zijn plaatselijke vrienden noemden hem zo (en het is korter, dat scheelt niet alleen een slok op de borrel, maar houdt de verhoudingen van het bord ook in evenwicht).

Oudleerlingendag

Oudleerlingendag van een unieke school

Een ongewone ervaring: mensen herkennen die je al dertig jaar niet meer hebt gezien, of merken dat zij jou herkennen. Zo diep zitten de gezichten van onze eerste jaren in ons geheugen geprent. De uitdrukkingen die de schoolfotograaf tientallen jaren geleden vastlegde, ze bestaan nog altijd. Samen met anderen kind zijn geweest, dat betekent: lid zijn van een geheim genootschap.

Een verslagje op lokale tv.

Wat de hand vermag

Museum Plantijn-Moretus, binnentuin bij schemering

Wel, wie had gedacht dat Matthieu van Bree zo’n goede portrettekenaar zou blijken te zijn? In het geurigste museum van Antwerpen (dat nobele aroma van hout en boenwas!) zinderen de tekeningen tegen de wanden en tonen inderdaad glimpen van de zielen van de meesters. Wat een verfrissing, voor ogen die uitgeput zijn door digitale beelden.

De ziel van de meester, nog tot 16 december 2012