Hoe ik leerde lezen

leen doos wol

Tijdens de voorbereidingen voor de oudleerlingendag van het schooltje in Merksplas-Kolonie zag ik plotseling deze reeks woorden terug, waarmee ik heb leren lezen en schrijven. Het allereerste officiële woord van mijn schooljaren was dus tegelijkertijd mijn naam. Als dat niet uitnodigend is. En omdat men de meest voor de hand liggende vragen altijd met dertig jaar vertraging stelt, verneem ik nu pas dat mijn ouders met exact dezelfde woordenreeks geletterd werden.

Oudleerlingendag schooltje Merksplas-Kolonie, 15 september

Madame

Madame de Staël

On aime, après les révolutions qui ont changé les sociétés, et sitôt les dernières pentes descendues, à se retourner en arrière, et aux divers sommets qui s’étagent à l’horizon, à voir s’ isoler et se tenir, comme les divinités des lieux, certaines grandes figures.

O gonzende volzinnen, zo vertrouwd sinds de lessen Franse literatuur op de middelbare school. Genot en ergernis tegelijkertijd; misschien monkelt Sainte-Beuve te veel, adelaars monkelen namelijk niet, en ik kan me levendig voorstellen dat zijn vorstelijk milde toon menige tijdgenoot-schrijver tegen de borst stuitte. Niettemin, deze zin bevalt me. “Madame de Staël reproduit donc suffisamment en elle cette manière et ce charme d’autrefois; mais elle ne s’en tient pas à cette héritage, car ce qui la distingue comme la plupart des génies, et plus éminemment qu’aucun autre, c’est l’universalité de l’intelligence, le besoin de renouvellement, la capacité des affections.”

En hoe mooi duiken ze op tussen de bladzijden en het pergamijn, deze femmes célèbres.

Sainte-Beuve, Nouvelle galerie de femmes célèbres, tirées du Causeries du lundi, des Portraits littéraires etc., illustrée de portraits gravés au burin, Parijs, 1862, p. 381-383.

Hopus

Wat krijgen we nu? Staat hier echt het woord Cerevisae? En: terrae fructus hominisque studium? Vrucht van de aarde en van mensenlabeur. Om de een of andere reden verwachtte ik geen Latijn op het etiket van een bierflesje, dat net samen met een zakje chips in de nachtwinkel was aangekocht. Brutus amarus flavusque – pure poëzie, dat “straf, bitter en blond”. (Straf, wat een mooie en ietwat onverwachte vertaling van het woord brutus.) Potius bibendum est ante, meldde de achterkant nog, Tenminste houdbaar tot. En vijf hoppen, dat vertaal je als V lupuli, leerde ik (ja, Caesar, Livius en Tacitus hadden het nu eenmaal nooit over de ingrediënten, de compositio van bier, op mijn middelbare school). Het leek alsof ik het een Romeinse soldaat hoorde bestellen, in de kantine van een noordelijk castrum, circa het jaar 200: Commilito, geef mij maar een Hopus.

Sprankeling

Rubens (en atelier), Portret van een jonge vrouw, ca. 1620-1630, Mauritshuis, Den Haag

Emotie bij Rubens? Zeldzaam in zijn brieven. De schilderijen spreken andere taal. Het zou vergezocht zijn om Rubens op wat voor manier dan ook een feminist te noemen, maar ik houd van de portretten waarin hij vrouwen een blik vol humor en sprankeling meegeeft. En zo staat deze onbekende uit het verleden met stralende ogen, een tikje spottend misschien zelfs, voor ons.

Salon

Madame Récamier

Rommelend in mijn kleerkast ontdek ik een oud geïllustreerd boek. Galerie des femmes célèbres. Een bloemlezing uit de Causeries du Lundi van criticus Sainte-Beuve. Kleine uiteenzettingen over beroemde Franse vrouwen. Van Marguerite de Navarre (schrijfster) tot Madame Récamier, ster van een literair salon dat in 1849 zijn deuren sloot. Als ik het helemaal lees, zal ik Franser zijn dan menige française, veronderstel ik, op ontspannen provinciale wijze. De vertelling over Juliette Récamier leert me alvast hoe literaire salons in de negentiende eeuw werkten, voor vrouwen. Wees een beroemde schoonheid. Sla een schrijver aan de haak, platonisch of niet. In het geval van Juliette Récamier was dat de grote, moeilijke Chateaubriand. Nodig op een vaste avond in de week mensen uit voor sprankelende conversatie met culturele sterren. Ja, men moest kunnen vertellen en entertainen in gezelschap, vroeger, niet zozeer bij een scherm op een klavier zitten tikken.

Zulk een zwaar, solide boek, met zoveel moeite geïllustreerd, en zoveel spinnende volzinnen. Klassiek leesgenot in het verschiet.

Sainte-Beuve, Galerie des femmes célèbres, tirées des Causeries du Lundi. Illustrée de 13 portraits gravés au burin, Parijs, [s.d.] Gevonden bij brocanteur Kris Voeten, Rijkevorsel.

Navel

Ik lees in een boek over bepaalde plaatsen die beschouwd werden als de Navel, de Omphalos van een land of een volk – Delphi, maar ook Stonehenge. Vervolgens zie ik hoe voor deze jonge wezens de hele wereld uitwaaiert vanaf hun nestkast. Ze beginnen voorzichtig te verkennen.

Ridder in landschap

N.C. Wyeth, De Groene Ridder, in ‘Boy’s King Arthur’, 1917.

N. C. Wyeth heeft schitterende illustraties ontworpen bij de Arthur-cyclus, zo ontdek ik via het internet, en ik stel vast dat ik afgunstig ben op de jeugdige lezers die in 1917 een exemplaar kregen van Boy’s King Arthur, een bewerking van Sir Thomas Malory’s versie van de Arthurlegende. Men hoort het droge gras bijna knisperen, en de zon schijnt op de pagina.

Myrddin

Kaart van Merlijns territorium (N. Tolstoy)

Een beetje onverwacht, dat ik uitgerekend dankzij Nikolai Tolstoy die kinderlijk intense sensatie herbeleef: helemaal opgaan in een geschiedenisboek. Want ik bekommer me doorgaans niet veel om de Kelten, of de zesde eeuw n.C. in Engeland, of de druïden, of de Welshe literatuur. Maar het is ronduit verrukkelijk om een historicus die standaardwerken heeft geschreven over de naweeën van de Tweede Wereldoorlog te volgen wanneer hij zijn andere passie uitleeft: de figuur van Merlijn/Myrddin in de middeleeuwse letteren en in de Britse mentaliteit. ‘Volgen’ mag de lezer letterlijk nemen: Tolstoy tuft door het Schotse landschap, geleid door de legenden omtrent Merlijn en hij identificeert de plaats waar in 573 de veldslag van Arderydd plaatsvond en de berg met de bron waar de waanzinnig geworden bard/druïde/profeet zich na die slag zou hebben teruggetrokken: Hart Fell. ‘Guaul’ staat voor the Wall, de muur van Hadrianus, Cair Ligualid is Carlisle. De god Lug en de wilde jacht zijn al behandeld, nu naderen de bladzijden waarop de verzen van de barden Taliesin en Aneirin aan bod komen. Die prachtige verzen waarin de spreker voortdurend van gedaante verandert: “Ik had vele vormen voordat ik werd bevrijd: / Ik was een slank betoverd zwaard / Ik was regendruppels in de lucht, ik was licht van een ster / Ik was een woord in letters, een boek in oorsprong / ik was lantarens van licht voor anderhalf jaar / Ik was een brug die zich uitstrekte over zestig mondingen; / ik was een weg, een adelaar, een bootje op zee.” Ik weet niet waarom ik die poëzie zo krachtig vind, maar ze mist haar effect niet.

“In de koningshal heersen warmte en gelach, kameraadschap, poëzie en liederen. Terwijl regenwolken aanstormen van de zee van Rheged en de wind huilt over de besneeuwde hoogten van het Coed Celyddon, neemt Myrddin zijn plaats in aan het einde van het rustbed. Dienaren leggen enorme houtblokken in het vlammende haardvuur, en de geur van gebraden varkensvlees stijgt op uit de ketel. Laat de regen roffelen op het leistenen dak en tegen de stevige muren: de mede is in de hoorn en de harten zijn vrolijk.”

Nikolai Tolstoy, The Quest for Merlin, Boston-Toronto, 1985, p. 42; p. 136-137.

Patroon

Een reus helpt Merlijn om Stonehenge te bouwen (Egerton 3028 fol. 30 r, British Library)

“Geoffroy van Monmouth schrijft: ‘Toen Merlijn deze en vele andere dingen profeteerde, bewonderden alle aanwezigen hem om de dubbelzinnigheid van zijn woorden.’ Of, zoals een latere Britse versie het koddig verwoordt: ‘hij begon … zo mistig te spreken …’ Die vaagheid maakte van zijn voorspellingen een goudmijn voor mensen die iets wilden weten over de in alle andere opzichten ondoorgrondelijke toekomst. Daar was niets vreemds aan. God had de loop van het menselijk bestaan vooraf bepaald, en het zou best kunnen dat een uitzonderlijk begiftigde ziener de macht kreeg om op voorhand glimpen van het zich ontvouwende patroon op te vangen. Onze eigen tijd is maar een fractie sceptischer, zo lijkt het. Een jaar of wat geleden wekte een heruitgave van de profetieën van Nostradamus een golf van buitengewoon enthousiasme in het verfijnde Frankrijk, en op een ander niveau is het historisch determinisme van Karl Marx wellicht een meer intellectuele poging om ditzelfde mysterie te doorgronden.”

Nikolai Tolstoy, The Quest for Merlin, Boston-Toronto, 1985, p. 7.