Wie had gedacht dat Erasmus’ Adagia zulke boeiende lectuur zouden blijken te zijn? Veel meer nog dan een spreekwoordenverzameling – al prettig op zich – is dit een bundel columns, kleine geschiedenislessen over de oudheid, humoristische anekdoten en persoonlijke beschouwingen van een sprankelende intellectueel. In de heldere en zwierige vertaling van Jeanine De Landtsheer een waar genot om te lezen.
De duistere aspecten van het leven in de oudheid worden overigens niet met de mantel der liefde bedekt, getuige daarvan de verklaring bij het spreekwoord Wie een kalf heeft gedragen, zal een stier dragen.
“Blijkbaar is dit spreekwoord in een bordeel ontstaan, maar het kan gemakkelijk op een fatsoenlijker manier worden gebruikt, indien we eronder verstaan dat wie in zijn jeugd met kleine misdrijfjes vertrouwd was, als man veel zwaarder misdaden zal begaan. In de fragmenten van Petronius Arbiter luidt het: ‘Ik stond versteld en ik verzekerde dat een jongen als Giton, de deugdzaamheid in persoon, zijn lusten niet zou kunnen bevredigen en dat het meisje niet oud genoeg was om de wet, die onderwerping vraagt van vrouwen, te aanvaarden. “Dus,” zei Quartilla, “is ze nog jonger dan ik toen ik me aan een man onderwierp? Juno, mijn beschermvrouwe, mag haar woede over me uitstorten indien ik me kan herinneren dat ik ooit maagd ben geweest. Want als peuter werd ik al misbruikt samen met mijn leeftijdgenootjes en daarna heb ik in de loop der jaren mezelf aan oudere jongens toegewijd, tot ik mijn huidige leeftijd bereikte.” Ik geloof dat hieruit het gezegde is ontstaan dat wie een kalf heeft gedragen, een stier zal dragen.’
Het is zeker niet dwaas om de uitdrukking in verband te brengen met de krachtpatserij van Milo van Croton. Hij kweekte de gewoonte om dagelijks een bepaalde afstand af te leggen met een kalf op zijn schouders; toen het tot een stier was opgegroeid kon hij die zonder problemen torsen. Het spreekwoord geldt dus voor mensen die zich geleidelijk wennen aan de moeilijkste opgaven.”
Desiderius Erasmus, Spreekwoorden. Adagia, vertaald en toegelicht door Jeanine de Landtsheer, Amsterdam, 2011, p. 49-50.
en zouden die passages over “de duistere aspecten van het leven in de oudheid” dan nooit gecensureerd geweest zijn?
Dat denk ik niet – men kon wel tegen een stootje vroeger. De oudheid stond hoe dan ook bekend om haar bandeloosheid, en dat imago is ze nog niet kwijt, getuige(n) series als Rome en die nog veel ergere Spartacustoestand.