Het moet prettig zijn om langs een kade te wandelen en dit op Ovidius’ Metamorphosen geïnspireerde boegbeeld te ontwaren.
Zie hem, die huid van sneeuw, als sneeuw die niet betreden is
door zware voetstap of door natte zuidenwind ontluisterd;
zijn nek staat bolgespierd, halskwabben hangen zijwaarts af,
zijn horens zijn niet groot, maar zo, dat je zou kunnen denken
dat iemand ze bewerkt had, glanzender dan edelsteen;
zijn voorhoofd heeft niets dreigends en zijn blik niets vreesaanjagends,
zijn kop getuigt van vrede. Agenors dochter is verbaasd
dat hij zo mooi kan zijn, zo helemaal geen vechtlust uitstraalt.
Eerst durft ze hem nog niet te strelen, ook al is hij lief;
dan komt ze toch met bloemen die ze voor zijn blanke bek houdt.
[…]
Zo, langzaam aan, verdwijnt haar angst. Hij steekt zijn borst vooruit
om door haar hand gestreeld te worden; biedt zijn hoorns, die ze
met frisse kransjes tooien mag, en dan, niet wetend wie
hij is, durft de prinses zelfs op zijn stiererug te klimmen!
De driemaster Europa vaart nog rond, met een bemanning van veertien. Lees meer in de afdeling Stories van Maharam.
Ovidius, Metamorphosen, vertaald door M. d’Hane-Scheltema, Amsterdam, 1999, p. 68.