“Zouden jullie het, net als ik, geen uitstekend idee vinden als we met zijn allen, net als zovelen voor ons, zowel de dood als het slechte voorbeeld van anderen ontvluchten door de stad te verlaten en naar een landgoed te trekken zoals ieder van ons er meer dan één bezit? Daar zouden we, zonder de grenzen van wat betamelijk is te overschrijden, ten volle van het leven kunnen genieten. Daar kwinkeleren de vogels, daar groenen de heuvels en dalen, daar golven de korenvelden als een zee, daar groeien ontelbare soorten bomen, en de weidse hemel ontzegt ons ondanks zijn toorn zijn eeuwige schoonheid niet en is toch veel aangenamer om te aanschouwen dan de verlaten wallen van onze stad.”
Nu of nooit. Quarantaine, tijd om eindelijk de hele Decamerone eens te lezen, in die prachtige vertaling van Frans Denissen. Het verhaal begint tijdens de pestepidemie in mijn geliefde Florence…
Wandelend in Rotterdam stuitten we op dit wonderlijke monument, gewijd aan 1 april 1572, het “morgenrood der vrijheid”. Den Briel veroverd voor Oranje, stond op de achterzijde te lezen. Enkele zeerovers enterden een havenstadje. De Beeldenstorm was al zes jaar eerder losgebarsten. Alle kunstwerken in kerken aan diggelen. Calvinisten zien kerken immers graag opzichtig sober. De martelaren van Gorcum moesten nog gemarteld worden. En iets naar het zuiden, in de mooie metropool Antwerpen, publiceerde Volcxken Dierix het eerste boek over de kunstgeschiedenis van Lage Landen, bijeengedicht door Dominicus Lampsonius.
Je kunt Erasmus natuurlijk fotograferen tegen de achtergrond van de Grote Kerk in Rotterdam, maar een kwartslag draaien geeft je misschien een beter beeld van zijn stedelijke omgeving. Hoe keek hij zelf terug op zijn geboorteplaats? De biografie door Johan Huizinga die ik onlangs in De Slegte vond, zal hopelijk uitkomst brengen.