
Mijn favoriete boekomslag van dit ogenblik. Een titel om àltijd in gedachten te houden, niet alleen tijdens opzoekingen over de Eerste Wereldoorlog.

De kinderen van het zesde leerjaar kwamen langs, op hun fietstocht ter herdenking van de Tweede Wereldoorlog. Eerst bezochten ze het monument voor de Britse kolonel Harper in Merksplas-Kolonie, daarna stopten ze hier. Ik vertelde over Martial Van Schelle, in huis geboren, sportheld, sponsor van de Wortelse voetbalclub, verzetsman; en over de landmijnen, door het Duitse leger ingegraven in Wortel-Kolonie in 1944. Een oudoom van me trapte op zo’n mijn. Hij overleefde het. Ze stelden dapper vragen en hun belangstelling droeg bij aan de charme van de lentedag.

“Wat zit er in het gebied tussen wat wij kennen en wat we zien? Die vraag stelde de kunstenares zich terwijl ze de wolken en de wind boven de polders en de dijken waarnam. De wolk is een symbool van het ongrijpbaar goddelijke in het Oude Testament en ‘wind’ betekent daar ook adem en geest. In deze reeks schilderijen zijn de wolken oncontroleerbaar, vrij en transcendent. Ze aanschouwen de wereld onder zich met een vastberaden, soms aandoenlijk oog. Regen druipt in een tranendal. Gestapelde rechthoeken aan de onderrand verbeelden een menselijke poging tot greep en begrip, een futiele praktijk van beheersing: de bouw van een tempel? Een groene weg verdwijnt in een punt aan de horizon, zwarte hemellichamen volbrengen hun baan, dauw rijst op in melkachtige kristallen zuilen. Tussen wolken en aarde vormt zich een verticale band. Het wonder van de Jakobsladder is ook in alledaagse omgevingen te vinden.”
Zo schreef ik na het zien van de abstracte landschappen van Yasmine Willems in haar atelier. Hun vurig blauw zindert deze maand in de Shoobil Gallery in Antwerpen. En tijdens treinritten denk ik nu soms dat ik door Jean-Brusselmanslandschappen rijd onder Yasmine-Willemswolken.

De keuken ruikt naar pannenkoeken, want het is Vastenavond.
Hier zou ik een afbeelding van een detail uit Bruegels Strijd tussen Carnaval en Vasten kunnen inlassen, met een uitlegje erbij, maar u hebt ogen en verstand, dus u kunt Bruegels biografie ook gewoon zelf lezen. Net zoals ik nu, ruimschoots laat maar vol verrukking, Le temps des cathédrales van Georges Duby aan het lezen ben.
Tijdens het snoeien van dode takken en het woest weghakken van braamscheuten vond ik onverwacht een schat: deze veertjes van een Vlaamse gaai. Ongetwijfeld een teken dat er een gevecht had plaatsgevonden, waarbij de Vlaamse gaai wellicht het onderspit had gedolven – tegen de kauwen? tegen de buizerd? tegen de kleine, middelgrote of grote spechten?
‘Het zijn rotzakken,’ zo hoor ik mijn vader deze genadeloze vogelsoort nog beschrijven. Maar met hun blauwe veertjes ben ik blij.