Geïnspireerd door de erudiete en wijsgerige tekeningen van Anne-Mie Van Kerckhoven schreef Leen Huet twee korte verhalen. Een unieke wisselwerking tussen beeld en woord, gevat in wit fluweel.
“Het is een mooie poort.”
In de saaie straat viel het poortgebouw op. Klassieke, breed uitgezette lijnen, een nis met een borstbeeld, symmetrie, leistenen en kasseien – al de elementen die dienst kunnen doen als tijdmachine en Belgen terugvoeren naar de tijd van waarin de laatste glans van de gouden eeuw wegdeemsterde, Rubens en Van Dyck al tachtig jaar dood waren en iedereen die vijf goudstukken bezat zich schikte in een bestaan als rentenier. Twee vergulde bollen bekroonden het dak en voerden de geest zacht naar de gedachte aan landhuizen in Frankrijk.
Door de halfgeopende groene poort keken we naar binnen. Een ovaal van huizen rond een parkje, waarin een soort Golgotha oprees, bekroond met een kruisbeeld.
We betraden het begijnhof. Is er iets gewoners dan een begijnhof? ‘Begijntjes en kwezelkens dansen niet,’ zongen wij als kinderen, er waren begijnhoven in alle omliggende stadjes (hoewel nog slechts een of twee begijnen) en uit verveling las je in de zomervakantie wel eens ‘De zeer schone uren van juffrouw Symforosa, begijntje’, de novelle van Felix Timmermans. Lezen gold overigens ook als een kwezelachtige activiteit, in sommige kringen.
AMVK, Leen Huet, Sacra Conversazione/Heiligen en Begijnen, Turnhout, 2012.