Anna van Antwerpen

Anna Bijns in handschrift

Het nieuwe boek van Herman Pleij over Anna Bijns vervult me met bewondering voor de gave van deze vrouw – dat spontaan opwellende, kristalheldere Brabants, moeiteloos gevat in de ingewikkeldste versvormen. Anna Bijns verdient beter dan de zuinige erkenning die haar gewoonlijk te beurt valt. Men stelt haar vaak nog voor als een verzuurd onderwijzeresje of een pinnige oude jongedochter; en dat iemand met hart en ziel het katholicisme zou verdedigen is in onze tijd nagenoeg ondenkbaar – veel minder voorstelbaar, bizar genoeg, dan dat iemand gruwelijke dictators als Mao of Stalin zou prijzen.  Uiteraard lijdt ze onder het feit dat er geen goede en toegankelijke uitgaven van haar sprankelende werk beschikbaar zijn, een lot dat ze deelt met vele Nederlandse klassieken.  Pleij citeert haar steeds erg fragmentarisch, en wanneer ik voor onversneden vermaak naar mijn Griffioenpocketje met haar gedichten grijp (indertijd ook door Pleij bezorgd), dan vind ik het refrein met de Bruegeliaanse stokregel ’t Es verloren Rosen voor soghen gestrooyt niet terug. Zo blijft de literatuurliefhebber snakken…

“Pijnlijk gevolg [van deze misverstanden in appreciatie] was dat er in 1993 te Antwerpen nauwelijks aandacht geschonken werd aan haar vijfhonderdste geboortedag. Toch waren de omstandigheden daarvoor in haar geboorteplaats, tegelijk haar levenslange atelier, optimaal – de stad was in dat jaar uitverkoren tot culturele hoofdstad van Europa. Die cultus bestond toen nog niet zo lang en dat betekende dat de stad op brede aandacht van Europa en de wereld kon rekenen. Daartoe had men zich er dan ook zeer voor ingespannen de bijzondere attracties van de stad uit heden en verleden royaal uit te stallen. Alleen Anna Bijns mocht niet meedoen. Toneelspelen en andere vertoningen rond haar leven en werk verdwenen van de agenda door hoogoplopende conflicten over de wijze waarop de moderne vrouwenstrijd geëtaleerd behoorde te worden. Er werd alleen een plakkaat ingemetseld op de plek van haar oudste woning in de Keizerstraat, nu hotel Prinse – het pand zelf was allang verdwenen. Merkwaardigerwijze – en daardoor heel veelzeggend – zijn op de Grote Markt haar geboortehuis de ‘Cleyn Wolvinne’ en het later door haar vader bijgekochte pand de ‘Grote Wolvinne’ daarnaast wel in betrekkelijk authentieke vorm bewaard, maar niet van enige markering voorzien. […] Bovenal blijkt nergens uit dat het hier gaat om het geboortehuis van een van de voornaamste auteurs uit de Nederlandse letterkunde.”

H. Pleij, Anna Bijns, van Antwerpen, Amsterdam, 2011, p. 340.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s