Astrid legde nog een blok hout in de kachel. Ik schoof dichter bij de gloed en groef mijn tenen dieper in de schapenvacht. Het regende en waaide, de muren kraakten, de kamer deinde tussen de takken van de rode beuk. Wonen in een boomhut is als wonen in een scheepskajuit. Wanneer de omgeving schommelt, schommel je mee. Je ervaart de elementen en het pikante genot van de beschutting, tegelijkertijd. Misschien dachten de bewoners van de caravans op de camping, een kilometer verderop, precies hetzelfde, in hun behuizingen van plastic en aluminium, omgeven door gammele hekken en vale tuinkabouters. Maar met hen voelde ik een vaag medelijden, terwijl Astrid in haar boomhut een idylle leek te beleven. Waarom was dat zo? In een wijsgeriger bui zou ik mijn snobisme hebben ontleed, nu leunde ik op mijn elleboog en staarde in de vlammen. Astrid pakte mokken, voor thee.
Mijn vierde column, ‘Sprezzatura’, over mijn avonturen met Astrid, voor Rekto:verso. Het vervolg kunt u lezen op hun mooie website.
Rekto:Verso zou ik alleen al kopen voor deze zinnen – de warmte walmt je tegemoet.
Een mooi tijdschrift, met zelfs een prachtige digitale lay-out!
een column om beschutting in te zoeken, met toch alle zintuigen op scherp dankzij die welhaast knisperende taal.
een heel mooi tijdschrift, ja : een proeve van het trio “Vlaams, verfijnd en subtiel” 🙂
Dank je Flâneur! (Geschreven tussen de weiden, in een sneeuwbui, vlakbij de rode beuk van de boomhut – boom echt, hut fictief).