Hoe het verdwijnt. Frieda Van Wijck interviewde me over H. R. Addison, voor de documentaire over Pascal Verbekens Grand Central Belge. Addison was een Brits officier die in 1839 een reisgids over België publiceerde, fraai getiteld Belgium As She Is. In zijn beschrijving van Antwerpen stuitte ik opnieuw op zijn vermelding van een mysterieus luxeproduct. “Mr. Bailey, whose shawl warehouse is celebrated throughout Europe, is the proprietor of the famous Antwerp black silk, which if you have never seen I strongly recommend you to inspect, as it is certainly the most curious, and at the same time the most costly material in Europe. Nothing can affect its colour. It is sold by weight. The Proprietorship of it, is, I believe hereditary, and came to Mr. Bailey in right of his wife.”
Door de verkoop van zijn zwarte zijde werd Mr. Bailey zo rijk dat hij zich twee Correggio’s kon aanschaffen, meldt Addison nog. Wat was die zwarte zijde? Moet het Modemuseum dit niet eens onderzoeken? Waar zijn die Correggio’s? O, de tijd is een tornado.
Heel mysterieuze informatie. Ik kijk in een paar boeken.
Mocht je iets vinden, Jan, dan ben ik zeer geïnteresseerd.
Op e-bay staat een adreskaartje te koop van een fabrikant van “black silk”. Ik heb het opgeslagen en probeer het je te sturen. Het dateert uit de jaren 1860. Een van de firmanten was Max Suremont, een bekend Antwerpse handelaar (en ook vriend van Conscience). Als ik de (Engelse) tekst juist interpreteer is die “zwarte zijde” wat in Antwerpen – en allicht elders – “falie” heette. Dat is een dure en erg gewaardeerde kledingstof – maar dat is ook alles wat ik ervan weet. Ik graaf nog even verder.
stel dat het een codewoord is, Leen, zwarte zijde, zoals brown sugar een verdoken synoniem voor heroïne is…
Zou mooi zijn! In de negentiende eeuw kenden ze ook iets van naughtiness. En: verkocht per gewicht …. Maar voorlopig gok ik op iets waaruit Dries Van Noten mooie gewaden zou kunnen snijden.
Ik ben benieuwd; naar deze mysterieuze zijde èn naar de oude reisgids met de welluidende naam ‘Belgium As She Is’.
Hij is denk ik online te lezen via Google Books. Addison schreef ook operettes en hij kreeg een eigen lemma in Mijn België – een onderhoudende, lichtjes neerbuigende Anglo-Ier.
Jan Lampo: dank je voor het zoekwerk. Ik begin me af te vragen of deze zwarte zijde dan ook niet gebruikt werd voor de feestelijke jurken van de Kempense vrouwen, bezaaid met borduurwerk van zwarte pareltjes.
“In de eerste plaets bleven de zydeweveryen hier in vollen bloei. Men had er in verscheiden soorten, zoo als voor kousen, stoffen en linten. In eenigen werd de zyde met geitenhaer doorweven. De faliestoffen, waervan de mode omtrent 1770 in Frankryk was opgekomen, hadden toen groote aenvraeg, en verdienden dezelve wegens hare voortreffelyke bewerking. Voor het overige hadden onze zydeverwers reeds het geheim gevonden, om aen de zwarte zyde den schoonen glans te geven, waerdoor zy tegenwoordig nog uitmunt.”
F. H. Mertens en K. L. Torfs, Geschiedenis van Antwerpen, deel VI, 1846, pp.159-160.
Vele zijdeweverijen alhier – en dus ook moerbeibomen? Zijderupsenkwekerijen? Of kwam het materiaal van elders? In elk geval, zijde, kant, we zaten goed en we muntten technologisch uit.
Hey Leen, interessant die zwarte zijde.
Ik vond er iets over in volgende e-thesis: http://www.ethesis.net/reizigers/reizigers_deel_e.htm
Als bron wordt een zekere Derival vermeld: Derival, “Le voyageur dans les Pays-Bas Autrichiens, ou lettres sur l’état actuel de ces Pays.”, Amsterdam, 1782, Tome I
Groeten,
Peter
Dank je Peter. Ik neem gelijk mee dat ook het bedrukte katoen à la toile de Jouy hier te lande geproduceerd werd, met name door het huis Beerenbroeck in Antwerpen. Toile de Jouy is de laatste jaren als interieurstof opnieuw modieus geworden, Antwerpen had er misschien een graantje van kunnen meepikken maar ik heb nog nooit een flard Beerenbroeck-katoen gezien.
“Le voyageur dans les Pays-Bas autrichiens” – aanbevolen lectuur, dat klopt.
Ik zoek Derival eens op. Les Pays-bas autrichiens beginnen me de laatste tijd te interesseren.
In dat geval is dit boek echt een aanrader – het is heel gedetailleerd en mijn proffen vonden het destijds een heel belangwekkend getuigenis. Ik heb het zelf al enkele keren “met vrucht” geraadpleegd over Antwerpse toestanden (maar niet over zijde). Tegelijk is het zo dat M. Derival weinig aandacht opbrengt voor het dagdagelijkse sociale dat ons vandaag zo interesseert. Ik meen mij te herinneren dat hij over het Antwerpse carnaval alleen weet te vertellen dat het sinds kort verboden is en dat dat maar goed is ook…
Bestaat er vandaag echt zoveel interesse voor het dagdagelijkse sociale? Er is uitlach-tv, dat wel… misschien vallen teveel interpretatoren van het dagdagelijks sociale me tegen. Je zet me aan het denken, Jan! Dank je voor de opzoekingen – ik zou wel eens zo’n stuk zijde willen zien.
Dit is op Leen Huet herblogd.