
Nous voici à la veille du solstice d’été.
“De zon, zei mama, zal morgen opgaan voor vier uur. Als je wilt zullen we haar voor zijn. We zullen naar de wei gaan, om haar aan de horizon te zien verschijnen. Die dageraad van de zonnewende zal prachtig zijn, bij helder weer.
Nooit eerder was ik buiten in de velden geweest bij de dageraad van de zomer. Soms zag ik die uit mijn venster, maar versluierd door de grote beuken van de tuin. De dageraad van de winter kende ik heel goed: dat is veeleer een kille schemering, behalve soms wanneer het ’s nachts heeft gesneeuwd. Dan is hij heel mooi. In de winter behoort de dageraad toe aan mannen die zich naar hun werk haasten. De ochtenden van de nachteveningen worden verdeeld tussen mensen en dieren.
Maar de dageraad van juni behoort alleen de dieren toe. Dat leerde ik op de dag dat mama mij de zon van de zomerzonnewende schonk. We waren om drie uur opgestaan, de tuin baadde in een onwerkelijke helderheid…”
De kleine Marie Gevers zag met haar moeder de zon opgaan op 21 juni, in Edegem, omstreeks 1893.
Marie Gevers, Madame Orpha ou La sérénade de mai, Editions Labor, Brussel, 1991. (Oorspronkelijke uitgave 1934; vertaald door LH)
Mooie tekst van Marie Gevers, van wie ik zowat alle boeken heb. Maar ik leerde van haar het meest over de regen. Die behoort ook tot de zomer. Ik leerde van de regen te houden.
Over de regen schrijft ze inderdaad heel mooi.