Toevallig vertaalde ik vandaag een stukje Proust voor een werk in opdracht; een paar uur later hoorde ik dat dit Prousts verjaardag is.
“Misschien wanneer Mme de Guermantes was thuisgekomen en ik haar ging bezoeken vóór het diner, zou ze erin toestemmen om me naar haar tuin te brengen. Sinds zij mijn belangstelling had opgewekt voor de bevruchting van bloemen had ik de boeken van Darwin gelezen, ik had een professor botanica in het museum gevraagd om staaltjes van diverse soorten pollen; ik hoopte echt niet om de soort te kunnen herkennen die de tripsen, de bijen, de hommels en de vlinders bij zich droegen en om te weten of het deze soort was die de bloem waarop ze neerstreken kon bevruchten. Maar ik wist dat het pollen vaak overvloediger is bij planten die het laten vervoeren door fysische elementen zoals de wind, want dan loopt een grote hoeveelheid korrels het risico verloren te gaan, of die het uitstoten door een mechanische stuwing. Om de waarheid te zeggen dorstte ik er op die warme dag naar, niet de bloemen, niet de hemel met zijn wolken te zien, maar die andere gekleurde wolken die bijna over de grond reizen van bloemen naar bloemen; gelijkend op de prismatische waterbundels die irrigatiebuizen uitstoten om tuinen te verfrissen; misschien kon ik in de tuin van Mme de Guermantes ware vuurpijlen van pollen zien, afgevuurd door anemofiele bloemen; de zwavelregen die de bloemen van de pijnboom overvloedig, fijn en dicht laten neerdruppelen, de gouden wolken die reizen tussen Spaanse bremstruiken, die gehele wereld die even onbekend voor me was, bijna even onzichtbaar voor mijn ogen die hen nooit hadden opgemerkt, als de elektrische golven die ons omgeven; ik had zo graag gewild dat Elstir, met zijn subtiele en onthullende blik die erin geslaagd was de schemering te doorboren en de nevel vast te leggen, ze had vereeuwigd om mij te leren ze te herkennen, dit nog onbekende terrein van de schilderkunst, deze zwervende en gekleurde sluiers, de onderbroken, verwachte buien, ogenblikkelijk en gewild als een krachtdadig gebaar, noodlottig en vruchtbaar als de gouden regen van Semele.
In afwachting van de thuiskomst van Mme de Guermantes en nadat ik me ervan had vergewist dat het onmogelijk was om in haar tuin te kijken zonder haar te bezoeken, – wat ik in haar afwezigheid niet kon doen – bemerkte ik dat de orchidee in de open lucht was neergezet op de vensterbank van haar antichambre die uitgaf op de binnenplaats; en ik besloot, meer bekommerd om mijn nieuwsgierigheid te bevredigen dan de geplogenheden in acht te nemen, om me te verstoppen achter de luiken van het raam van de grote trap, waar ik helaas van ver met kloppend hart kon bespieden of er insecten naar de binnenplaats kwamen, onwaarschijnlijk genoeg en overigens zonder dat ik kon onderscheiden of herkennen wat ze van zo ver met zich meebrachten, met zo weinig kans: het enige pollen zonder hetwelk de struik en de plant maagdelijk zouden blijven.”
Ervaren lezers weten het. Dit is niet zomaar een stukje botanica, dit is de aanleiding tot een cruciale scène in het boek: in plaats van de lang verwachte hommel die de bokkenorchis komt bevruchten, ziet de hoofdpersoon twee andere personages elkaar naderen op de binnenkoer – en een verborgen wereld opent zich: Sodom en Gomorra.
Marcel Proust, A la recherche du temps perdu, Pléiade-editie, deel III, Notes et variantes, p. 1267-1268
En mét respect voor de lange zinnen van Proust. Mijn respect, Leen!
Ja, het was even zoeken, want dit is een notitie van Proust, en sommige zinnen zijn nog niet helemaal gecalibreerd … Het gebeurde hem dus ook, af en toe, in de haast van het noteren.
.