
Op vele vlakken vind ik mijn eigen tijd ideaal. Ik had een zestiende-eeuws meisje kunnen zijn, smachtend naar lessen Latijn en Grieks. Daar zou dan waarschijnlijk weinig van terecht gekomen zijn. Nu kan ik naar de bibliotheek gaan wanneer ik een vertaling van Theokritos uit Syracuse (derde eeuw v. C.) nodig heb. Het belang van Theokritos is niet gering – hij verving de militaire held door de verliefde herder, als literair personage. Gedaan met vechten om Troje, herders strijden met behulp van liederen in hun groene kabinet, alias het lieflijke landschap. En Theokritos gebruikt refreinen in zijn poëzie, ook mooi en onverwacht. Dan krijg je je boek aangereikt uit een geheimzinnige Gulden Librije en dan lees je dit:
Nu moeten jullie, doornen en distels, viooltjes doen groeien
en moet de mooie narcis op de jeneverstruiken in bloei staan.
laten de pijnbomen vol zijn met peren, laat alles op drift zijn.
Dafnis gaat dood. Laat honden daarom van herten de prooi zijn
en laat de berguil een zangstrijd beginnen met nachtegalen.
Het is het motief van de omgekeerde wereld: als het met de liefde misloopt, dan moet de rest ook maar overkop gaan. En als je zoiets wandelend op straat kunt lezen, tja, dan vind ik het al een vruchtbare dag.
Theokritos, Idyllen en epigrammen, vertaald en ingeleid door A. Maria van Erp Taalman Kip, Amsterdam, 2003, p. 24.