
“Ik ben gehecht aan mijn bomen; ik heb elegieën, sonnetten en oden aan hen gewijd. Er is er niet een die ik niet met mijn eigen handen heb verzorgd, die ik niet heb verlost van de worm in zijn wortels, van de rups die aan zijn blad kleefde; ik ken ze allemaal bij naam, als mijn kinderen; ze zijn mijn familie, ik heb er geen andere, ik hoop in hun midden te sterven.” Woorden van 4 oktober 1811, toen François-René de Chateaubriand tijdens rustige herfstavonden aan zijn “Memoires van over het graf” begon. Volgende woensdag mag ik u in Passa Porta in Brussel vertellen over mijn liefde voor deze verbluffende schrijver, die een meesterwerk maakte van zijn herinneringen aan de Franse Revolutie en aan Napoleon. Het ware essay is de poging om je eigen leven te begrijpen en te beschrijven.
Lof van het essay, 18/11 in Passa Porta.
Of (via?) andermans leven? Michel van der Plas kreeg destijds voor zijn Gezelle-biografie een ´Prijs voor het Essay´ – ik herinner me dat er discussie was over die genretoeschrijving…
Enne… zelf altijd veel van bomen gehouden.
Via andermans leven, soms gemakkelijker te begrijpen dan het eigen. Op dit moment mis ik de bomen in m’n ouders tuin.
spijtig dat ik er niet bij kon zijn.
Best wel moedig om in Brussel over Chateaubriand te komen spreken!
Ah wel, hij is een geconsacreerde schrijver en niemand kent zijn werk, zodoende :-). Het was een mooie avond, ik wil sindsdien meer essays lezen. Veel sterkte in Brussel Flâneur. Het centraal station rook naar wafels woensdagavond, de Place de la Madeleine naar mosselen en de Grote Markt naar epicea uit de Ardennen. Ik houd van Brussel, denk ik altijd wanneer ik langskom.