
Charles-François Daubigny (1817-1878) leefde als God in Frankrijk: hij schilderde jarenlang de meest prachtige landschappen en kocht een bootje om rustig zijn geliefde rivieren te bevaren en nieuwe gezichtspunten te ontdekken. Wat wil een mens eigenlijk nog meer? De dochter van Daubigny leefde als de dochter van God in Frankrijk: haar vader beschilderde haar kamer met taferelen uit haar geliefde sprookjes en toen ze eenentwintig werd, voegde hij daar een fries met eenentwintig bloemenkransen aan toe. Ik vind het ontroerend. Lezend over de schilderschool van Barbizon kom ik overigens opnieuw Paul Huet (1803-1869) tegen, een naamgenoot die mooie Normandische landschappen vastlegde. Het zou niet slecht zijn om in zijn voetsporen te gaan zwerven. Tegelijkertijd doet al die openluchtschilderkunst de vraag rijzen: als schilders ons al zo lang attent maken op de schoonheid van het Europese landschap, waarom zijn we er dan toch zo slordig mee omgesprongen?
Luc Cromheecke en Bruno De Roover maakten een mooie strip over Daubigny en Van Gogh: De tuin van Daubigny. Nu in de boekhandel. Luc Cromheecke ontvangt maandag 10 oktober de Vlaamse Cultuurprijs in Bozar Brussel, waar ik een kleine causerie aan Daubigny wijd.