Citadel
Ik volg behoedzaam ’t slingerende pad
Door de hoge groene koelte van mijn bos
Want mij verlokt, mij trekt de stad.
Mijn egel zegt, op ’t asfalt sloeg ik rad,
Schampte weg van staal. Je kùnt er jagen, zegt mijn vos.
Ik volg behoedzaam ’t slingerende pad.
Niet! schreeuwt mijn buizerd. Hij gaat prat
Op wijde vlucht in ’t lege zwerk. Mijdt de kolos.
Maar mij verlokt, mij trekt de stad.
’s Nachts zie ik aan de einder ’t hoog karaat
Van haar licht. Ik eet de laatste braam, streel ’t laatste mos
En volg behoedzaam ’t slingerende pad.
Weldra dan diesel, donut, lipgloss, jazz, het holle vat
Of diepe wijn? Ogen en monden, zoete blos, veelvoud van gros.
O, mij verlokt, mij trekt de stad.
Misschien keer ik nooit weer naar wat ik had.
Misschien wordt amour fou een total loss.
Ik volg behoedzaam ’t slingerende pad
Want mij verlokt, mij trekt de stad.
Na de stad, na diesel, donut, lipgloss, jazz, het holle vat, lieve Leen, kom dan tot rust bij egel, vos en buizerd.
Dat doe ik regelmatig, Livia. Ik ben toch vooral een buitenmens.