
“Daar is geen gevaar in die stilte. Floeres lijf ontspant zich.
En almeteen is daar een nauw merkbare tippeling die zijn neus raakt. Voor zijn ogen wirrelen kleine zwevende stippels, grijs in de donker, en als hij snel de kop naar rechts keert ziet hij ze daar ook, boven op zijn lijf, over het dak, overal. Floere ruikt aan de natte, kleine vlokjes, en schrikt niet. Het komt uit de lucht, het nadert zonder merkbaar teken van goed of kwaad, en het raakt zijn pels zonder dat hij het voelt. Het speelse gewemel voor zijn loerende ogen, dat geen reuk heeft en geen geluid, is zonder gevaar. Floere heeft in de loop van zijn dagen bij iedere tocht dingen ontmoet die hij niet kende, die goed waren of kwaad, die hij moest vermijden of waakzaam benaderen. Floere is nooit verrast geweest over de aard der dingen die moeten zijn, die behoren tot zijn leven en tot zijn jachtgebied en zijn gerijpt instinct zegt hem telkens waar gevaar is of niet. Het sneeuwt.
Op de uiterste rand van het dak, in de ronde deuk van de dakpan, zit Floere, en blikt met zwarte pareloogjes in de donker tussen de wirrelende sneeuwvlokken.”
Ernest Claes, Floere het fluwijn, derde druk, 1961.
Deze novelle van Claes is van Europees niveau, m.i. zijn mooiste werk.
Ja, ik heb het onlangs herlezen en was onder de indruk.