Aan de stroom

Max Elskamp in zijn woning aan de Belgiëlei, Antwerpen

Het lijkt me gepast, om de opening van het Museum Aan de Stroom te markeren door enkele gedichten van Max Elskamp te herlezen. De dichter heeft Antwerpen prachtig en melancholisch bezongen en hij is de stichter van het oude Volkskundemuseum, een museum gewijd, zou je kunnen zeggen, aan de fragiliteit en nederigheid van het dagelijks leven. De collectie van het Volkskundemuseum is nu overgebracht naar het MAS.

C’est ta rue Saint-Paul

Celle où tu es né 

Un matin de Mai

 À la marée haute,

C’est ta rue Saint-Paul 

Blanche comme un pôle,

Dont le vent est l’hôte,

Au long de l’année.  

Maritime et tienne

De tout un passé,

Chrétienne et paienne

D’hiver et d’été …

Stad en haven waren toen, in de jaren 1860, nog niet gescheiden. Als uiterst gecultiveerde persoon betrachtte Elskamp in zijn poëzie ook een eenvoudige expressie, iets als de tingeltangel van volksliedjes of muziekdoosjes. Ce pauvre chant mal à flot, ces syntaxes mal au clair, zo beschreef hij zijn verzen in zijn verzen. Heel geraffineerd, heel doeltreffend.

De commotie over het sixties-snoepwinkeltje dat niet beschermd kan worden aan het Astridplein, zou hij maar al te goed begrijpen. Voor ons boekje over het Volkskundemuseum vertaalde Geert van Istendael in 2007 een mooie tekst van Elskamp over de snoepwinkels van zijn kindertijd. “Het Nederlandse woord snoepwinkeltje geeft precies aan wat die wereld van bont, vrolijk, uitnodigend suikergoed is, een wereld waarin je schapen kunt uitrekken, aan vogels kunt likken, op kathedralen kunt zuigen of, nog beter, een stuk uit de maan, de zon of een vluchtige komeet kunt bijten. […] Het zijn echt winkeltjes van vreugde, zondagswinkeltjes, oneindig menselijk, nodig en nuttig, ze zijn in hun ellendige achterafstraatjes een genot voor dichters, een feest van kleur en diepe harmonie voor schildersogen. Onze grote schilder van het leven der dingen, Henri de Braeckeleer, was er dol op. Altijd sprak hij erover met een vertederde glimlach en de zachtaardige melancholicus die hij was, vond troost voor ogen en ziel in de langdurige contemplatie van hun nederige uitstalramen, waar dit kenmerk van ons ras zo luid zingt: de verering van de dingen die in de nevelen van de tijd verdwenen zijn en die spreken in kleuren.”

Folklore van de passie

Volksdevotie en passiflora caerulea

Ooit vond ik bij een brocanteur dit flesje, waarin iemand geduldig de instrumenten van de passie – de voorwerpen waarmee Christus is gemarteld – had neergelaten op een lapje rode stof. Het kruis met het spottende opschrift, een ladder, een hamer en een spijker, een gesel  (de knutselaar schijnt hier omwille van de symmetrie twee gesels te hebben voorzien), een speer, een rietstok met de in azijn gedoopte spons, dobbelstenen. De Antwerpse dichter Max Elskamp verzamelde deze voorwerpen voor zijn Volkskundemuseum, omdat ze een heel wereldbeeld, een kosmologie zelfs, bottelden. Zestiende-eeuwse missionarissen in Amerika verenigden dan weer plantkunde en geloofsleer toen zij de passiflora haar naam gaven en in de bloem de werktuigen van Goede Vrijdag zagen afgebeeld: de tien bloembladen stelden de tien apostelen bij het kruis voor, de drie stempels bovenaan de drie spijkers, de 72 paarse draden van de corona de doornenkroon, de vijf meeldraden de vijf kruiswonden.