Exodus


C’est la misère qu’on a eue,
C’est la peine qu’on a portée,

Ce sont des choses qu’on a tues,
Parce qu’on n’en pouvait parler,

C’est notre âme de réfugiés,
Frères, que nous avons vécue,

Toute de haine et de rancune,
Toute d’amour et de pitié,

Pendant les jours dont l’amertume,
Au fond du coeur nous est restée,

Frères, encore vous souvient-il,
Frères des mains, frères des pieds,

Lorsque toutes brûlaient nos villes,
Et qu’on partait, et qu’on marchait,

Frères d’exode sur la route,
Où pieds saignants, yeux révulsés,

Bouche amère et clamant ses doutes,
Sous le ciel nous avons passé,

Frères, encore vous souvient-il,
Frères, de l’exode et l’exil?

Choses du ciel et de la mer,
Lointaines vers où nous marchions,

Choses dont nous avons souffert,
Pays de trafic et marchand,

Choses des hommes et du temps,
Villes d’exil, villes amères,

Frères, encore vous souvient-il,
-Nous avons eu froid si souvent –

Frères des blancs hivers hostiles
En ce pays de tant de vent?

Toits de toile, vie transparente,
Dans un rond et nous alentour,

Nous avons dormi sous des tentes
Durant des nuits, durant des jours,

D’hiver et d’été longs d’attente,
Nous avons vécu sans amour,

Et yeux au loin, pensée absente,
-Frères, nos coeurs étaient si lourds-

De nos rancoeurs faisant le compte,
Frères, vous souvient-il toujours?

(Na het bombardement van Antwerpen in 1914 vluchtte Elskamp samen met zijn huisknecht Victor naar Nederland. Zij kwamen met vele andere Belgische vluchtelingen terecht in een tentenkamp in Bergen op Zoom. Elskamp putte uit deze traumatiserende ervaringen voor zijn dichtbundel Sous les tentes de l’Exode – bij mijn weten het enige werk uit de oudere Belgische literatuur waarin het leven als vluchteling wordt beschreven.)
Op de foto: Belgische vluchtelingen in Bergen op Zoom, 1914.

Hannes

Opdracht van Elskamp

Max Elskamp, Les commentaires et l’idéographie du jeu de Loto dans les Flandres, Antwerpen, 1918. Zijn enige volkskundige publicatie, een speltheorie, gebaseerd op jarenlang onderzoek en ravissant vormgegeven. Geantidateerd naar 1914 bovendien, om de censuur van de Duitse bezetter te verschalken. Opdracht aan Hannes, de visser met wie hij vaak op de Schelde vertoefde. Laat u niet misleiden door de lijst met harten – met dit ontwerp versierde Elskamp de meeste van zijn boeken.

Tijdens hun roei- en zeiltochten op de Schelde bespraken Elskamp en zijn kompaan oude gebruiken en gewoonten. Dit detail over het Lotospel heeft Elskamp in elk geval van schippers vernomen. “Les Bateliers, le jour de la S.S. Pierre et Paul, avaient naguères, eux aussi, coutume de se réunir à bord de leurs chalands en l’honneur de leurs saints patrons, et de se livrer à de longues parties de Loto dont l’enjeu était, en cette occurrence, soit une paire de pantoufles brodées de laine, soit une paire d’anneaux d’oreille en cuivre argenté.” (p. 47)

Mallarmé op de Schelde

Stéphane Mallarmé thuis (Foto Paul Marsan)

“Eenige jaren vroeger (1889) was Mallarmé op bezoek gekomen. Hij werd met nog meer liefde dan Verlaine ontvangen, want Mallarmé was voor Elskamp de groote dichter. Hij gaf, eveneens in den ‘Kunstkring’, een lezing over Villiers de l’Isle Adam. ‘Un homme aux rêves habitué vient ici parler d’un autre qui est mort,’ zoo begon hij.

Bij het gewone publiek van den ‘Kunstkring’, ‘qui prend les conférences comme des purges – avec répugnance‘, zooals Henry Van de Velde zich eens uitdrukte, was het een herrie van belang. Elskamp beleefde heerlijke dagen bij het bezoek van Stéphane Mallarmé, uren van innig zielsverkeer met een der gecompliceerdste geesten en een der mooiste causeurs van zijn tijd. En de schoonste herinnering die hij van dezen behield was de vaartocht op de Schelde. Mallarmé was een even goed roeier als Elskamp, die al zijn Zondagen op de Schelde doorbracht in gezelschap van Hannes, den visscher aan wie hij Le Jeu du Loto heeft gewijd. ’t Was in ’t vallen van den avond, de zon lag op den stroom en aan de monding van de Rupel onderbrak Mallarmé plots zijn causerie en zei: ‘Allons, Max, ramons plutôt vers le soleil, vers le rêve, toujours vers le rêve!‘ Daarna praatte hij weer voort, met vreugdevolle woorden, begeesterd en begeesterend.”

Mallarmé schreef nadien in het gulden boek van de Kunstkring:

Il me faudrait écrire en vers
Ma visite au Cercle d’Anvers.

Victor de Meyere, In memoriam Max Elskamp, Antwerpen-Volkskunde, 1943, p. 9.

Verlaine in Antwerpen

Paul Verlaine in Café François I (foto Paul Marsan)

1892. De dichter Paul Verlaine komt een lezing geven in Antwerpen.
“’s Anderendaags, toen Elskamp Verlaine in de stad rondleidde, had het kleine, dikwijls aangehaalde incident aan de Hoofdkerk plaats. De suisse wilde geen bezoekers binnenlaten langs de kant der Groenplaats, ik weet niet meer om welke reden. Elskamp parlementeerde met den man en sprak van den grooten katholieken dichter die naar Antwerpen gekomen was om de Rubensen van de hoofdkerk te bewonderen. Verlaine werd plotseling woedend. Hij pakte den suisse bij den kraag en zei: ‘Mais enfin, n.d. D.! la Sainte-Vierge est ma meilleure amie!
En wanneer hij, dienzelfden morgen, de gebruikelijke Antwerpsche doodenwagens had gezien, met de gouden engelen er op, kon hij er niet meer over zwijgen. Hij drukte zelfs den wensch uit eens te Antwerpen begraven te worden, ter wille van die schoone doodenkoetsen, ‘avec des anges d’or’.”

In het gulden boek van de Antwerpse Kunstkring schreef Verlaine: “Vive Anvers envers et contre tous.

Victor de Meyere, In memoriam Max Elskamp, Antwerpen-Volkskunde, 1938, p. 8-9.

Antwerpse verjaardag

Houtsnede van Max Elskamp

Honderdvijftig jaar geleden werd Max Elskamp geboren in de Sint-Paulusstraat in Antwerpen, bij hoogtij. Aan deze straat zou hij later een van zijn mooiste dichtbundels wijden, La Chanson de la Rue Saint-Paul (1922).

De zeer teruggetrokken levende Elskamp liet ons een kleine autobiografie na.

“Geboren te Antwerpen uit Vlaamse vader en Franse moeder op 5 mei 1862 (vaderskant hoogstwaarschijnlijk van Scandinavische oorsprong). Invloed van het milieu. De Sint-Paulusstraat (te Antwerpen) waar ik geboren ben, straat vol consulaten, maritiem, uitlopend op de Schelde. Ons huis maakte om zo te zeggen deel uit van de Sint-Pauluskerk en mijn kindertijd verliep onder de klokken, temidden van raven en vlakbij een gruwelijke calvarie in zandsteen en loodas, meesterwerk van een koster in delirium, waar men achter tralies Christus in zijn graf zag en in grote en vreselijke rode vlammen de zielen van het Vagevuur die eindeloos branden. In augustus kwamen bij ons de walvissen voorbij, de reuzen van de Vlaamse Ommegancks (stoeten); en de winters, zo dicht bij de stroom, de winternachten vooral waren werkelijk afschuwelijk, overvol van de geluiden  van de wind, het ijs en het getij. Bij mijn grootouders (vaderskant) heerste Handelswaar: thee, suiker, goudpoeder, palmolie, koffie en krenten werden aangevoerd door een brick genaamd De Ortelius en een vierkante driemaster die De Louis was gedoopt. Ik geloof dat wat ik gedaan heb, zeer beïnvloed is door die dingen uit mijn vroegste kindertijd. Daarna heeft het leven me neutraler genomen, dunkt mij; en afgezien van de beoefening van ambachten en van wat betrekking heeft op de traditionele ziel van het volk, hebben weinig dingen op mij ingewerkt.” (Vertaald door LH)

Zie ook: http://blog.seniorennet.be/elskamp/

Liedjes

“Zooals andere Belgische schrijvers ontsnapt Max Elskamp niet aan het conflict. Geboren in Vlaanderen van een Vlaamschen vader en een Waalsche moeder, heeft hij slechts enkele woorden Vlaamsch geleerd.

En nochtans, sinds zijn jongelingsjaren was hij verrast en bekoord door de kleur en aangetrokken tot het eigenaardige rhythme van de taal en het Antwerpsche straatjesvolk. Van dan af onthield en verzamelde hij pittige en beeldrijke Antwerpsche uitdrukkingen, als zij maar oorspronkelijk waren en ontdaan van allen eerbied of van een smakelijke en vranke platheid.

Op het ogenblik, dat hij zich een vorm heeft eigen gemaakt, die door een heele boel kunstige geledingen verwant is aan den vorm van de Vlaamsche volksliederen, beleeft hij eensklaps de openbaring van treffende naïviteit van hun thema’s en van hun aanbiddelijken cadans, die met al deze lettergrepen speelt zooals de beiaard met de klokken.”

Henry Van de Velde, De poëtische vorming van Max Elskamp, vertaald door L. Zielens, (De Seizoenen nr 39), Antwerpen, 1943, p. 42-43. Houtsnede van Max Elskamp.

Ik heb geen stad meer

Je n’ ai plus de ville, Elle est soûle
Et pleine de coeurs rénégats,
Aux tavernes du Golgotha,
J’ en suis triste jusqu’ à la mort;
Je n’ ai plus de ville, Elle est soûle.

(Max Elskamp, II D’ anciennement transposé, Dominical, 1892). Foto via Gite-Belgique.

Honderdvijftig

Op 5 mei zal het honderdvijftig jaar geleden zijn dat  Max Elskamp (1862-1931) in Antwerpen geboren werd, bij hoogtij. U heeft het vast al gemerkt, in zijn geboortestad staan grootse feestelijkheden op het programma om de stichter-dichter van het Volkskundemuseum te herdenken. Aangezien men schrijvers, dode of levende, wellicht geen groter plezier kan doen dan door hun werk te lezen, zal ik me de komende dagen opnieuw verdiepen in zijn gedichten.

Over Max Elskamp

Joyce Royce

Antiquariaat Joyce Royce in de Lange Leemstraat in Antwerpen sluit binnen een maand de deuren – spoed u, boekenliefhebbers, naar de uitverkoop van kostbaarheden. Ik vond een mooie bundel van Max Elskamp, Chansons d’amures, in 1923 gedrukt door Buschmann. Met de bekende mooie houtsneden van Elskamp ter versiering.

Toen ik amure opzocht in het woordenboek, herinnerde de vertaling me eraan dat ik dat al eens eerder heb gedaan: hals (van een zeil). Juist ja. Beter te onthouden door mensen die vaak aan de waterkant vertoeven. Als ik me in de zeilschepenterminologie verdiep, vind ik misschien iets waarmee ik in het Nederlands een gelijkaardige woordspeling kan maken op Chansons d’amour / Liefdesliederen? Twaalf gedichten over de IJslandvaarders die in mei uit Antwerpen vertrekken. C’est par un matin clair et blond

Ik zal Joyce Royce missen. Een baken in de buurt, in dat markante gebouw. Hopelijk publiceert de boekhandelaar zijn memoires.