
Liedjes en notenbalken vindt men soms op onverwachte plaatsen. De binnenhof van een meisjesweeshuis; in een verhandeling over de kanarie uit 1765. De lieflijke vogeltjes waren toen echte statussymbolen in Parijs; men kon ze kopen op de Quai de la Mégisserie, maar bij voorkeur van particulieren die bekend stonden als doeltreffende kwekers. De bioloog J.C. Hervieux de Chanteloup publiceerde in 1709 de eerste uitgave van zijn standaardwerk Traité des serins de Canarie. Hij behandelde types, ziekten, rui, voortplanting en de beste kooien. En hij gaf een aantal partituren mee, van verschillende soorten muziek die een liefhebber zijn kanaries kon leren, door voor te spelen op de flageolet.
“Men kan een half dozijn kanaries tegelijk onderrichten, zelfs meer, als men wenst, door ze allemaal samen te zetten tijdens de les; ze zullen alles even goed leren als wanneer ze afzonderlijk onderwezen werden; maar zodra de les gegeven is, moet men hen onmiddellijk scheiden, zodat ze elkaar niet kunnen horen wanneer ze herhalen wat ze hebben geleerd. […] Vijf of zes lessen per dag, elk van een kwartier, volstaan. Door deze volharding zullen zij in drie of vier maanden kennen wat men hun voorgespeeld heeft.”

Soms vangen we in dit bescheiden traktaatje een intieme, zonnige glimp op van het dagelijks leven in het Parijs van de achttiende eeuw. “Ik heb nooit mooiere kanaries gevonden bij alle liefhebbers die ik bezocht, dan bij de Broeder Procureur van de Capucijnen in de Marais, Raphaël genaamd. Hij geeft hun goed voedsel en bespaart nergens op om hen sterk en robuust te houden; hij heeft de gave om hen op korte tijd te onderrichten met de flageolet, wat hem zeer gemakkelijk valt, want hij is een volmaakte muzikant; hij speelt zelfs viool, vedel en orpheon.” Plezierig, om tijdens een wandeling door de Marais niet alleen op de passerende fashionista’s te letten, maar ook even aan broeder Raphaël en zijn volière te denken.
J.C. Hervieux de Chanteloup, Nouveau traité des serins de Canarie, Parijs, 1765. Antiquariaat Procopius, Leuven.