
Mijn Gezelle-bibliotheek is te klein, besef ik, nu ik me in de meester verdiep. Enkele stukgelezen deeltjes uit de boekenkast van een oudoom-priester, hij schreef zijn naam boven op het omslag; en de geïllustreerde uitgave Hoe stille is ‘t, ter gelegenheid van Gezelles honderdvijftigste verjaardag in 1980. Deze gedachte confronteert me met een typisch probleem van de Vlaamse lezer. Wanneer ik plotseling alles wil lezen van Villiers de l’Isle-Adam, dan kan ik, dat weet ik, zo naar een boekhandel in mijn buurt stappen en daar de twee Pléiade-delen in dundruk kopen die aan deze bijzondere schrijver zijn gewijd. Wanneer ik alles van Gezelle wil lezen, dan heb ik in de boekhandel weinig heil te verwachten. En eigenlijk wil ik ook graag Gezelles brieven lezen, niet alleen zijn gedichten – ach ja, het kruid Ik Wil groeit zelfs niet in ’s konings tuin.
maar gezegend dus die boekenkast van de oudoom-priester …
Inderdaad – ik denk aan hem met genegenheid!.